Met twee vrienden wandelde ik in Snowdonia, een prachtig berggebied in het noorden van Wales. Ik maakte een verslag met foto’s en een filmpje. En ik hield een dagboekje bij met mijn ervaringen, dat hieronder te lezen is.
Bekijk ook mijn reisverslag met foto’s >>
Opeens kijken we op tegen de wel zeer indrukwekkende Glyder Fawr (999 meter). De bergen zijn hier niet zozeer hoog, maar wel zo steil dat we aan onze voeten niet genoeg hebben: af en toe is het meer klauteren dan bergwandelen.
Geruststellend is dat ons een troepje schoolkinderen met begeleiders tegemoetkomt. Hoewel, geruststellend: struikelend en wegglijdend dalen ze met benauwde gezichten af.
Op de top betrekt het weer in rap tempo. De wind wakkert aan. Even later komt de regen met vlagen aanzetten. Opeens is het noodweer. De regenpakken komen te voorschijn. De harde wind desoriënteert, de paden zijn onduidelijk of verdwijnen in het niets. Op de top dwingt de stormachtige wind ons af en toe stil te staan.
Het zicht verslechtert hand over hand en we verdwalen. Lichte paniek: het pad is verdwenen, harde en scherpe rotsen zijn ervoor in de plaats gekomen. Door de harde wind moeten we ons schreeuwend verstaanbaar maken voor overleg. Kamperen is uitgesloten bij dit weer. Urgenter probleem: hoe komen we weer in de bewoonde wereld?
De route die we op kompas hadden gekozen, wil ons de diepte invoeren met een dalingspercentage waar je maag van omdraait. TERUG OF VERDER? schreeuwen we tegen elkaar. Achter een rots schuilen we voor de ergste wind. De kaart raakt doorweekt. We besluiten op onze schreden terug te keren.
Dan zien we opeens iets dat op een pad lijkt. Op de kaart zien we dat een paar kilometer verder een jeugdherberg is bij Pen-y-Pass. We koersen daarop aan over grassige, lastig begaanbare heuvels. Kletsnat en vermoeid zien we bij de jeugdherberg een bordje hangen: ‘no vacancys’, geen plekkie meer voor deze drie verzopen katers.
In een armzalig bushokje schuilen we, we eten een vies broodje en we voelen ons zielig. De kaart bestuderend zien we opeens een hotel aangegeven, twee kilometer verderop langs het weggetje. We gaan op pad. In het Pen-Y-Gwryd Hotel – grappige naam vinden we – nemen we een kamer.
Vooraf hadden we voor deze dag 24 kilometer op het program staan. Daarvan hebben we er krap 8 gelopen. Doodop zijn we.
Zittend achter een pint – Guinness voor m’n vrienden en Ale voor mij – komen we weer wat bij. We bespreken de route, maar vooral: het hotel. Langzaam dringt tot ons door dat we bij toeval in het beroemdste hotel van Wales zijn beland. Hier trainden de leden van de expeditie die als eerste de top van de Mount Everest bedwong: de Nieuw-Zeelander Edmund Hillary en Sherpa Tenzing Norgay. Sindsdien is het hotel een bedevaartsoord voor bergbeklimmers en andere avonturiers.
Een grote foto van beide helden in bergoutfit uit de jaren vijftig hangt boven ons. Het hele hotel is rijkelijk behangen met foto’s van deze en andere expedities.
We besluiten ondanks het hondenweer de Tocht der Tochten te maken: de beklimming van de Snowdon, de hoogste berg van Wales (1085 meter). Het pad is goed, het weer alleen nog slechter dan gister: stormachtig en harde regen. Een van ons heeft z’n lekke regenbroek in het hotel gelaten, raakt halverwege volledig doorweekt en besluit hotelwaarts te keren. Een wijs besluit: later horen we dat verschillende medeklimmers vandaag met onderkoelingsverschijnselen bij de eerste hulp zijn beland.
Door mist, regen en harde wind trekken we verder, topwaarts. Het zicht is af en toe maar een paar meter. Dan weer verwaaien de flarden en kijk je recht de diepte in naar de meren in het dal. Prachtig schouwspel.
Het pad is goed te doen, ondanks de natheid bieden de stenen goed grip. Vanaf halverwege wordt het pad opeens een stuk steiler. Af en toe moeten de handen eraan te pas komen om hemelwaarts te klauteren.
Op de top moeten we natuurlijk ook even het trapje op naar het hoogste punt. Daar stormt het zo hard, dat we ons moeten vastklampen aan het ronde tableau om niet van de berg geblazen te worden.
In het restaurant op de top (geen toprestaurant) komen we een beetje bij met (vieze) koffie en – illegaal – een eigen (lekker) broodje. Af en toe gaan de deuren open om een golf kou en mensen binnen te laten die – superstoer – met het tandradtreintje topwaarts zijn komen tuffen. Aan een aanpalend tafeltje zit een man van middelbare leeftijd die een reddingsdeken van aluminiumfolie heeft omgeslagen. Hij bibbert zichtbaar van de kou. Z’n zoontje zit met een ongelukkig gezicht naast hem.
De tocht naar beneden is even bar en even indrukwekkend als die omhoog. De meren worden aan alle kanten gevoed door bruisende stroompjes en watervallen die het regenwater de berg afleiden. Prachtig gezicht.
We komen veel mensen tegen, van wie nogal wat in korte broek en op gympen. HALLO HALLO HET REGENT HET STORMT EN HET IS KOUD HALLO HALLO.
Later begrijpen we dat we middenin de ‘National Three Peaks Challenge’ zitten: wandelaars beklimmen binnen 24 uur de drie hoogste toppen van Engeland (Scaffel Pike, 978m), Wales (Snowdon, 1085m) en Schotland (Ben Nevis, 1344m). Waanzinnige wedstrijd, vinden wij. Maar daar denken de Engelsen blijkbaar anders over, want het is flink druk.
Later zien we een groepje challengers in ons hotel. Stram schuifelen ze als zombies over de gangen.
Per taxi reizen we naar Caple Curig, waar we een kamer nemen in alweer een bijzondere onderkomen: een B&B in een 19de eeuws kerkje met een mooi mozaïek op het ronde plafond. Lekker goedkoop slapen we daar in de ‘bunkroom’, een eenvoudige kamer met eenvoudige stapelbedden.
Een groot deel van de dag gaat op aan het kopen van een nieuwe.... regenbroek en aan lekker lui koffie drinken en scones met clotted cream eten in een alternatief tentje in Betsy-Coed.
Met de nieuwe aanwinsten rijden we naar de rivier Afon Glaslyn, die een aantal meren met elkaar verbindt en in een wonderschoon dal ligt. Vandaar uit maken we een korte maar mooie tocht door het rivierdal.
Via een mooi landweggetje lopen we door boerenland. Dan gaat het over graspaadjes weer terug. Alles is kletsnat. Zelfs onze Goretex schoenen houden niet alles buiten: de regen kruipt via broekspijpen en sokken naar binnen.
Aan het eind van de middag schijnt een mager zonnetje schuchter tussen de wolken. Het wordt zelfs warm. Veel gekker moet het niet worden.
Vandaag beginnen we met een mooi stuk op weg naar een enorm stuwmeer. Het stuwmeer ligt er werkeloos bij, Noch de waterkrachtcentrale noch de oerlelijke-en-daardoor-weer-mooie kerncentrale aan de oevers is in gebruik. Superstil is het hier. We lopen hoog langs het meer, en zien het water telkens tussen de bomen schitteren.
Na het meer klimmen we over onduidelijke paden omhoog, steeds hoger naar zo’n 600 meter. Vandaag gaan we een breed dal in met weidse vergezichten op de bergen in het zuiden.
Het pad verdwijnt zonder aankondiging in het niets. Ons oriënterend op kompas en kaart houden we zo goed en zo kwaad als het gaat de route naar het zuiden aan die we voor ogen hadden. Schapen staren ons sloom aan en gaan blatend op de loop als we te dichtbij komen. Suffe beesten.
Dat in één woord grandioze dal, daar is iets bijzonder vervelends mee: het is drassig, het is hobbelig, als je er goed over nadenkt is het eigenlijk niet te belopen. En toch belopen we het. Kilometers lang, met de blik op oneindig.
Met elke stap zuigen onze bergschoenen zich vast in de ondergrond. Uitgeput werpen we ongerust steelse blikken op onze klokjes. Tijd om een eind aan deze wandeling te breien. We zijn er goed klaar mee. Maar de wandeling is nog niet klaar met ons: er is geen sprake van dat we hier kunnen kamperen, veel te zompig.
Zwijgend zwoegen we verder. “Achter die heuvel moeten we zicht krijgen op een camping”, zeggen we tegen elkaar. De kaart steken we als bewijs in de lucht. Maar als we op de top van die heuvel staan, zien we louter.... een volgende heuvel. Het landschap herhaalt dit goocheltrucje nog drie keer. Hoe kan dat nou? Waar is die verdomde camping? Zijn wij nou zo dom of klopt de kaart stomweg niet? Ik vrees het eerste.
We arriveren bij een deprimerend bos van lelijke naaldbomen. Op de kaart zien we nu dat we veel te ver naar het zuiden afgezakt zijn. Die camping op onze buik schrijvend sjokken we over een landweggetje verder. Het is al acht uur en we zien langs het weggetje enkel bobbelig terrein rijkelijk bezaaid met schapenkeutels. “En dat huis daar in de verte”, wijst Nico. “Is dat niet onbewoond? Het is er in ieder geval vlak.”
Dwars door de velden ploeteren we richting verlaten huis. En dit keer laat het geluk ons niet in de steek. Op een van de mooiste plekjes op aarde zetten we – in een wolk van knutjes – onze tentjes op. ’s Avonds stoken we een kampvuur. De knutjes hebben er niet van terug. De fles Aberlour Single Malt komt uit de rugzak; de sterke verhalen blijven erin: daar zijn we veel te moe voor.
Dan gaat het weggetje over in een graspad. We doorwaden, met blote voeten, de broekspijpen opgestroopt, de rivier. Even verder verandert het graspad weer in de welbekende zompige zooi. Het wordt zompiger en zompiger.
Vlak voorbij een hekje gebeurt het: de graspollen slokken eerst m’n ene been op, dan m’n andere. Machteloos als een gevelde boom stort ik naar de zompige aarde. Ook m’n armen zakken diep weg. Ik dreig, kortom, verzwolgen te worden door het landschap. M’n neus kan ik nog net droog houden.
Vloekend werk ik me los, m’n broek is tot over m’n knieën van kleur verschoten: van chique beige in diarreebruin. Ik baal. Ik zie er niet uit. Achterdochtig kijk ik even of m’n vrienden hun lachen niet inhouden: deze eenakter moet er kolderiek hebben uitgezien. Maar wee degene die me uitlacht!
Na een wasbeurt in de rivier gaat het verder over onduidelijke graspaden, door alweer een luisterrijk dal. Plots stuiten we op een rood wrak van een busje van ‘The Wall’s Meat Company’. Het staat daar gewoon te staan in het weidse landschap. Parmantig gezicht, maar ook een beetje eng. Doet ons denken aan het boek en de film ‘Into the wild’, waarin de hoofdpersoon uiteindelijk dood en halfvergaan is aangetroffen in een caravan. Ons busje is godzijdank leeg.
We arriveren bij een oud spoorwegtalud. Hier reed tot 1965 een stoomtreintje over. Nu is het een heerlijke met bomen omzoomde grasdijk die we een paar kilometer volgen.
Dan zien we het meer weer liggen in de verte. Over een duidelijke halfverharde weg kunnen we nu op volle kracht vooruit. Bij het begin van een oude Romeinse weg zijn ook wat oude Romeinse nederzettingen. Althans daar verslijten we de stenen muurtjes voor.
Inmiddels verlangen we een beetje naar onze eigen nederzetting. Het is al met al een lange dag geweest: ik schat dat we zo’n dertig kilometer gemaakt hebben. En nu loopt alles geolied: vlak bij het dorpje Llan Ffestiniog koersen we hoopvol aan op hetzelfde spoorwegtalud als waar we eerder op stuitten. Hier ligt geen goed onderhouden grasdijk, maar ziet het talud er mooi verwaarloosd uit. Met roestige rails die zijn overwoekerd door struiken en boompjes. Onder een paar enorme eiken en beuken vinden we weer een prachtplekje voor de nacht.
In een wolk van knutjes zetten we de tent op en haasten we ons naar het dorp voor een maaltijd. Het landschap heeft echt veel sfeer, er hangt iets magisch in de lucht. Dit is land met mythen en sagen. Onderweg treffen we de beroemde Rhaeadr Cynfal-waterval.
Dan komt de tegenvaller van de dag: de enige pub in het dorp serveert geen maaltijden. Met bier, chips en pinda’s stellen we ons menu samen. Terugkeren naar de tent voor een instantmaal met pasta in knutjessaus zien we niet zitten.
Vlak voor we willen vertrekken vraagt een stel stamgasten met een knipoog of we niet willen meedoen aan de pubquiz die daar elke maandag gehouden wordt. Een echte pubquiz, daar kunnen we geen nee tegen zeggen natuurlijk. De vragen zijn niet voor de poes.
Onze wandelende encyclopedie Nico weet er toch veel te beantwoorden. Onze lokale concurrenten met een schuin oog peilend, schatten we onze kansen bijzonder hoog in. Tegenvallertje: ‘The Dutchies’ finishen als allerlaatsten. Gelukkig maar, slikken we onze teleurstelling weg: de winnaars moeten de pubquiz van volgende week organiseren.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.