Een tweedaagse OV-stapper (= oude NS-wandeling) in één dag proppen ging net. Al kraakten m’n gewrichten na 38 kilometer wel in hun voegen. Vooral het traject van dag 1 is bijzonder fraai: over gul boerenland wandel je langs schitterende havezaten. Dag 2 is saaier met meer asfalt en snelweglawaai, al maakt natuurgebied De Borkeld veel goed.
Op Eropuit.nl (inmiddels ter ziele) staat dat je de eerste 6 kilometer naar Diepenheim ook met de bus kan. Klinkt aantrekkelijk maar niet doen hoor, want dan mis je juist een paar mooie landhuizen en kasteel Nijenhuis.
Overigens lopen op Eropuit.nl (inmiddels ter ziele) de reacties op deze NS-wandeling nogal uiteen. Zo zegt de heer of mevrouw Als: “Erg mooie en afwisselende wandelingen door het Twentse coulissenlandschap die ook op een grijze winterdag prachtig zijn. Bossen, heide, weilanden, bomenrijen, boerderijen en landgoederen in een glooiende setting wisselen elkaar af.”
Katja is juist heel kritisch: “Saai! Saai landschap, veel bebouwde akkers, veel verharde wegen, weinig afwisselend. Beschrijving vaak onduidelijk en markering ter plaatse of onduidelijk of helemaal missend.”
Zoveel mensen, zoveel meningen, zoveel is wel duidelijk.
Na het Twentekanaal, in 1936 grotendeels met de hand gegraven, loop je landgoed Weldam binnen. Ik bofte enorm: de rododendrons stonden asociaal mooi te bloeien. Pas in de bloeitijd merk je hoeveel van deze struiken er eigenlijk zijn. Schitterend gezicht.
Het bijbehorende kasteel ligt goed verscholen achter een flinke haag. Kasteel Weldam is een voormalige havezate, ontstaan na verbouwingen in de 17e eeuw en 19e eeuw. De schitterende tuinen waar je doorheen loopt zijn in de 19e eeuw aangelegd onder leiding van tuinarchitect Hugo Poortman met als voorbeeld een 17e eeuwse baroktuin. Dat betekent: strakke hagen, rododendrons, een rozentuin en een doolhof met uitkijktoren.
Je komt op dag 1 langs een hele zwerm havezaten. Wat is eigenlijk het verschil tussen een havezate en een kasteel?, zul je je afvragen. Wel, een havezate is een versterkt huis omgeven door grachten. De eigenaar hoefde niet van adel te zijn, maar had zich opgewerkt tot edelman, was lid van de Ridderschap en had daardoor stemrecht in de provinciale staten. Een kasteel is een zwaar gebouwd, verdedigbaar adellijk huis met poorten, torens en een gracht, bedoeld om de vijand buiten de deur te houden.
Kortom, een kasteel is een veel zwaardere jongen dan een havezate. En er woonde ook iemand die echt van adellijke komaf was, en niet iemand die doet alsof. Zo bezien is een havezate gewoon een nepkasteel. Met alle respect. Mooi zijn ze wel overigens. Vooral havezate Westerflier die je verderop tegenkomt, is een mooi monumentaal pand uit 1729.
Een echt kasteel kom je verderop ook nog tegen: Nijenhuis, dat stamt uit de 17e eeuw. Daarvoor was het niets anders dan een eenvoudig boerenerf, leengoed van de bisschop van Utrecht. In 1490 werd de hoeve verbouwd tot een edelmanswoning en 170 jaar later vervangen door het huidige kasteel. Het kasteel is een ontwerp van de Amsterdamse architect Philip Vingbooms, bouwer van veel edelmanswoningen in Groningen, Gelderland en Overijssel en herenhuizen aan de Amsterdamse grachten.
Dan kom je in het dorpje Diepenheim. ‘Heerlijckheid Diepenheim’ probeerden spandoeken me wijs te maken. Maar zo heerlijk is het er nu ook weer niet. Je passeert wel wat horeca, voor de nodige brandstof. En een heel leuk huisje dat je makkelijk mist: het Plumershuuske. Dit daglonerswoninkje is rond 1850 voor 600 gulden gebouwd door Herman Plumers. Het huisje is een van de laatste karakteristieke pandjes in het centrum van Diepenheim. Het is nu in gebruik als winkel met snuisterijen en tweedehands kleding.
Even verderop maak je schitterende kilometers langs De Schipbeek, wat mij betreft het hoogtepunt van dag 1. De beek werd in de 15e eeuw gegraven in opdracht van het stadsbestuur van Deventer om een betere verbinding met Twente en Duitsland te krijgen. Onder andere hout voor de bouw van VOC schepen werd via de Schipbeek vervoerd. Ik werd getrakteerd op uitzichten over boerenland, bloemrijke oevers en duizelingwekkend veel libellen.
De naamgever van deze NS-wandeling, de Markelose Berg, tref je vlak voor het dorp Markelo. Opeens moet je een verrassend stuk klimmen door bos. Op het hoogste punt (stel je er niet te veel van voor) heb je een mooi uitzicht: je ziet het dorp Markelo in de diepte, en verder bouwlanden, essen en een heuse wijngaard die je in Franse sferen brengt.
Dag 2 start in Markelo, en al ben ik het dorp een stuk ingelopen, iets leuks heb ik er niet kunnen ontdekken. Ik vond het een behoorlijk saai en lawaaierig dorp. Maar misschien heb ik gewoon de mooie oude dorpskern gemist?
Markelo is wel een van de oudste dorpen van Twente. De naam is een samenvoeging van marc (afscheiding) en lo (bos). In de Martinuskerk in het dorp werd vroeger een wonderreliek bewaard. Tot midden 17e eeuw werden vanuit heel Twente bedevaarten naar Markelo ondernomen.
De eerste 5 kilometers vanaf Markelo moet ik Kritische Katja op Eropuit.nl geheel gelijk geven: een slaapverwekkende asfalt shuffle die je zolen verslijt. Weliswaar heb je weids uitzicht, maar woest aantrekkelijk is het allemaal niet.
Afijn, genoeg geklaagd, na die 5 kilometer loop je natuurgebied De Borkeld binnen en dan wordt de wandeling opeens schitterend: je loopt langs de bosrand met prachtige uitzichten over de heide. Weliswaar bloeide die niet, toch boeit zo’n golvende vlakte met bomen en struiken in alle tinten groen.
De Borkeld is een uitloper van de Sallandse Heuvelrug. De ondergrond bestaat uit stuifzand, leem en veen. Door de verschillen in hoogte, bodemtypen en menselijke invloed is de begroeiing gevarieerd, met planten als zonnedauw, gevlekte orchis en jeneverbes. Het kleinschalige gebied is rijk aan vlinders en vogels. Verder struikel je zo ongeveer over de vele urnenvelden, grafheuvels, Romeinse nederzettingen en Middeleeuwse karrensporen.
Vlak voor snelweg A1 kom je door een bijzonder gebiedje met een jeneverbessen-bos. Wat een bijzondere bomen zijn het toch. En bijna waren ze er niet meer geweest, want eigenlijk was precies op deze plek het snelwegtracé gepland. Maar ecoloog prof. dr. Jan Barkman wist uit liefde voor de monumentale jeneverbessen de ingenieurs te overtuigen het tracé aan te passen. De snelweg kreeg een knik, en het geheimzinnige bos bleef gespaard. De bomen hebben het van de auto’s gewonnen.
Verderop loop je een bosgebied binnen en stuit je op nog iets bijzonders: roestige rails. Het gaat om het overblijfsel van de smalspoorlijnen waarover vroeger klei van de groeve naar de fabriek werd vervoerd. Zo’n 100 jaar geleden waren er in Rijssen nog 15 steenfabrieken. Smalle rails voor smalle wagentjes: het Rijssens Leemspoor is slechts 60 cm breed. Je komt ook nog langs het stationnetje waar je de oude locomotieven kunt bewonderen.
De bossen waar je hier doorheen loopt luisteren naar de naam ‘Hollands Schwarzwald’. En inderdaad, met een flinke dosis fantasie waan je je af en toe in het Zuid-Duitse Zwarte Woud. Met aardig wat heuvels, dicht bos, beekjes. En met kastelen en havezaten in de nabijheid.
Alsof het nog niet genoeg is, vind je aan het randje van Rijssen nog een laatste havezate met een mooi landgoed eromheen: De Oosterhof. Hier zijn het Rijssens Museum en het Brandweermuseum gevestigd. Na 38 kilometertjes stonden m’n voetzolen in de fik maar het Brandweermuseum was helaas al gesloten.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.