Wat hadden we er zin in: in onze korte broek lekker zomers wandelen in de Abruzzen. Midden Italië, half mei, dat moest kunnen toch? Maar nee, dit stond op ons wandelmenu: sneeuwstormen, hagelbuien en een uitgehongerde vos die het op onze kuiten had voorzien. Maar gelukkig ook: adembenemende natuur, schitterende bergen en idyllische dorpjes. Afijn, een week om nooit te vergeten.
Net als in Nederland was het weer ook hier het spoor bijster. Op onze tochten moesten we steeds rechtsomkeert maken omdat paden onbegaanbaar waren. Bergen die in mei beloopbaar zouden moeten zijn, verscholen zich onder maagdelijk sneeuwtapijt, waar we soms verraderlijk in wegzakten.
Door het abominabele weer hadden we het eerst niet zo door, maar de natuur is echt schitterend in de Abruzzen. Met toppen tot drieduizend meter, oeroud bos en bergweides vol bloemen (als ze niet door sneeuw bedekt zijn).
In de dalen stromen wildwater-riviertjes, die door de vele neerslag van de afgelopen tijd enorm waren gezwollen. Soms kwamen we ze met moeite over. Eén keer konden we niet anders dan schoenen en broek uittrekken en door het ijskoude water waden, terwijl de heftige stroom ons van de sokken probeerde te sleuren. Lekker fris voor de voetjes, dat wel.
De Abruzzen staan ook bekend om de mooie meren. Wij kwamen langs Lago di Barrea, inderdaad een prachtig meer, balancerend tussen twee authentieke Italiaanse dorpjes: Barrea en Civitella Alfedena.
Wat het extra leuk en ook wel spannend maakt: in de Abruzzen komen bruine beren en wolven voor. Wat moesten we daarvan verwachten? Toch ook wel een beetje zenuwachtig waren we om in onze eenzame tentjes te overnachten. Wolven, zijn die niet altijd hongerig? Opeens zagen we onszelf als drie lekkere Hollandse hapjes. Wat ruist daar eigenlijk door het struikgewas?
Het Parco Nazionale D’Abruzzo is een van de oudste nationale parken van Italië (gesticht in 1912). Aan de zuidrand van de Abruzzen ligt het, zo’n 150 kilometer ten oosten van Rome. Kenmerkend zijn de dichtbeboste bergdalen, de bloemenrijke bergweiden, en de oude eiken- en beukenbossen. Het bos groeit tot een metertje of 2000, daar bovenuit steken ruige kalkbergen.
In dit ontoegankelijke berggebied leven vrijwel alle wilde dieren en planten die in de Apennijnen voorkomen: 40 soorten zoogdieren, 30 soorten reptielen en 300 vogelsoorten. Het park is beroemd om zijn bruine beren, gemzen en wolven, die hier al vele eeuwen voorkomen. Symbool van het park is de Marsicaanse bruine beer, waarvan er zo’n 40 door de Abruzzen trekken. Hoewel: tellen is lastig omdat deze schuwe dieren graag verstoppertje spelen.
Wat ons meeviel (en goed uitkwam) was dat de paden in dit gebied goed aangegeven zijn. Italië is voor wandelaars berucht vanwege z’n beroerd gemarkeerde wandelroutes. Maar in de Abruzzen doorkruizen vele duidelijke routes het park. Gelukkig maar, want vaak waren de paden geheel verdwenen onder een dicht sneeuwdek. Zonder markeringen op stenen en bomen waren we waarschijnlijk hopeloos verdwaald.
Overigens tellen de Abruzzen nog drie parken, elk met een eigen karakter: Sirente Velino met hoge bergruggen van kalkrots, het ruige en ongerepte Majella, en Gran Sasso met de hoogste top van de Apennijnen (de Corno Grande van 2912 meter).
Naar Italië ga je ook voor de mooie dorpjes en stadjes. Je struikelt zowat over de prachtige plaatsen, waarvoor het woord idyllisch uitgevonden lijkt. Je zou je zo in de middeleeuwen wanen, als je even niet let op die knetterende scooters en die idioot die luid toeterend met een vlag uit z’n auto de winst van z’n voetbalclub viert.
Mooi gelegen aan het Lago di Barrea is het dorpje Barrea, dat schilderachtig tegen het achterliggend gebergte aanleunt. Loop de steile nauwe steegjes in, en je hebt grote kans om heerlijk te verdwalen. Toen wij er waren, stak af en toe een hoogbejaard hoofd om de hoek van een donkere deurpost, verder kon je een kanon afschieten zo uitgestorven was het.
Hoofdplaats van het nationaal park is Pescasseroli. Het hoofdkwartier van het park is er gevestigd, inclusief een bezoekerscentrum, maar helaas was dat gesloten toen wij er waren. Het is een aardig dorp, met een leuk plein voorzien van de nodige terrassen en daarachter het historische centrum dat uitnodigt om even doorheen te lopen.
Veel mooier is het wereldberoemde dorpje Scanno. Dat was ons speciaal aanbevolen door ons gidsje. Je moet er een stukje voor rijden, maar dat is zeker de moeite waard: het ligt er prachtig bij. Het middeleeuwse centrum bestaat uit een dicht opeengepakte verzameling huisjes en steegjes, en is zeer fotogeniek. Zo fotogeniek dat de fotografen Henri Cartier-Bresson en Mario Giacomelli speciaal naar het dorp afreisden voor fotosessies.
Bekijk foto’s van Scanno van Cartier-Bresson >>
Mocht je in Scanno belanden, ga dan eten bij trattoria Il Vecchio Mulino. Zelden zo heerlijk Italiaans gegeten. Van de subtiele amuse tot de walgelijk lekkere dolce, alles leek bereid door de hand van God. Die goddelijke kokshand nog even hartelijk geschud, dat hoor je te doen in Italië.
Omdat onze geplande meerdaagse trektocht krakend in de sneeuw was gestrand, besloten we de populairste dagwandeling uit deze contreien te maken: La Rocca. Een lange tocht over de bergkammen van de Costa del Ceraso. Het bleek een van de mooiste tochten die we ooit gemaakt hebben.
Na een lange maar eenvoudige klim door een bos met gigantische beuken wandel je vanaf kapel Santa Maria di Monte Tranquillo boven de boomgrens. Na nog wat klauterwerk loop je vele kilometers over een bergkam waarbij je een hele rij toppen op de grens tussen Lazio en Abruzzo bedwingt.
Prachtige paadjes, vergezichten als in een droom. Tussen de sneeuw staken ongeduldige bergviolen en moedige vergeet-mij-nietjes hun kopjes omhoog. Sporen van lynxen zagen we. En op één top stonden opeens mysterieuze paarden te grazen, fotogeniek afgetekend tegen de azuurblauwe hemel.
Vlak voor de afdaling, bij Rifugio di Joro, ploften we neer om van een zeer verlate lunch te genieten. Middenin een hap plokworst veranderden de ogen van mijn vrienden plots in schoteltjes. Met verschrikte gezichten sprongen ze op. Wat was er in vredesnaam loos?
Toen zag ik het ook: als een duveltje uit een doosje sloop een vos razendsnel op ons af. In een reflex gooide vriend Bjorn zijn worst van zich af, de vos dook er hongerig achteraan.
Bijgekomen van de schrik gingen we de vos even later bijvoederen. Ongetwijfeld was het voor hem een lange koude winter geweest waardoor hij zich – alles of niets – gedwongen zag drie volwassen kerels aan te vallen. Probleem was alleen dat hij ons bleef achtervolgen toen we ons pad vervolgden, en zelfs nog een keer een aanval op onze kuiten uitvoerde. Nu hadden we er schoon genoeg van, smeten we stenen in plaats van worst. Dat werkte. Zielig vonden we het wel: een rotvos was het, maar wel ónze rotvos.
Na het wilde vossenavontuur wachtte ons direct een nieuwe uitdaging: het steile pad was veranderd in een mooie maar nagenoeg verticale sneeuwhelling. Hoe moesten we in godsnaam afdalen naar de bewoonde wereld? In arren moede waren we al weer op onze schreden teruggekeerd, toen we in de diepte het pad zagen schemeren tussen de bomen. Zigzaggend en af en toe flink uitglijdend daalden we af door duister bos richting het veilige Pescasseroli, intussen steelse blikken over onze schouders werpend, beducht voor vossengevaar.
Ga je in dit gebied wandelen dan is ons gidsje zeker aan te bevelen. Een prachtig en handzaam boekje met veel informatie over de streek, boeiend geschreven, mooie foto’s en duidelijk beschreven dagtochten. De auteur, Henk Filippo, is fysisch geograaf, fotograaf, bergwandelaar en alpinist. Het boekje bestrijkt ook de noordelijke Apennijnen bij Toscane.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.