Van de hoofdstad van de kunst – Florence – wandelen we naar de stad met het mooiste plein van Italië: Siena. Een schitterende wandeltocht door de Chianti. Over bospaadjes en strada biancha: witte steenslagweggetjes. Door olijf- en wijngaarden met – eind september – plukrijpe druiventrossen tussen van kleur verschoten wijnbladeren. Pittig is het af en toe, met dagen van 600 meter klimmen en dalen. Gelukkig kunnen we recupereren in sfeervolle hotels en agriturismo's.
Deze 8-daagse wandelvakantie van SNP start in Florence. Gelukkig ligt het stijlvolle Hotel Park Palace aan de rand van deze prachtige maar erg lawaaiige stad. Na een dag dolen door de drukte, de lange rijen voor het beroemde museum Uffici en de vele indrukken van kunst en bijzondere architectuur is het prettig bijkomen in deze voormalige Florentijnse villa.
De hotels en agriturismi op onze wandeltocht zijn bijna allemaal buitengewoon aangenaam: mooi gelegen, luxe kamers, aardige en attente hoteliers. De meeste liggen even buiten een dorpje, op een heuveltop met uitzicht op de vruchtbare heuvels rondom.
Die dorpjes, daar zitten pareltjes van jewelste tussen. Zoals het karakteristieke Greve in Chianti, met z'n bijzondere Matteotti-plein. Greve wordt ook wel de poort van de Chianti genoemd, omdat het de eerste plaats van betekenis is die je vanuit Florence op je pad vindt.
Veel kleiner, maar nog mooier is het snoeperige Radda in Chianti. Hoe toeristisch ook, door je oogharen kun je je zeker nog in de middeleeuwen wanen als je door de nauwe kronkelende straatjes slentert. Hier vind je ook het indrukwekkende 15e eeuwse Palazzo del Podestà, waarvan de gevel gesierd wordt met tal van wapenschilden van oude regenten.
Naar Italië ga je natuurlijk ook voor de vermaarde Italiaanse keuken. Kun je ergens nog lekkerder eten dan in Toscane? Wat hebben we gesmuld van de goddelijke antipasti en primi, van de secundi en natuurlijk de dolci, en van de locale limoncelli en caffi espressi na. Of verwar ik nu wat i's met o's en e's? Afijn, de ponden die er overdag met al dat geklim afvlogen, vlogen er 's avonds met complete kilo's weer aan.
Chianti, waar deze 8-daagse wandelvakantie doorheen voert, is een van de streken van de regio Toscane. De streek, vooral bekend van de gelijknamige rode wijnen, profiteert van de zachte lucht die vanaf de Tyrreense Zee binnenkomt en van de bescherming van de Apennijnen.
Een van de mooiste landschappen ter wereld vind je hier. Zacht glooiende heuvels, bekleed met wijn- en olijfgaarden worden afgewisseld met gevarieerd loof- en dennenbos. Donkere cipressen markeren de dromerige gehuchtjes die een gulle God over de heuvels heeft uitgestrooid. Vanaf heuveltoppen kijken middeleeuwse vestingdorpjes uit over schilderachtige valleien. De hoogste berg is met 893 meter de Monte San Michele. In de verte vertellen de toppen van de Apennijnen dat wandelen nog stukken zwaarder kan zijn.
Toscane is niet alleen landschappelijk schitterend, de streek kent ook een rijke geschiedenis. Ver voor de jaartelling wisten de Etrusken al dat het er goed toeven was. Veel later, vanaf de 14de eeuw, schoot de Italiaanse renaissance hier wortel. Op Toscaanse bodem ontstond een literaire traditie met grote namen als Dante Alighieri en Machiavelli.
Onder leiding van de invloedrijke familie De Medici maakte Toscane een bloeitijd door. Met een uniek artistiek erfgoed van literatuur, architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst. Je kunt er vooral in Florence overdadig van proeven. Bezoek in die stad zeker het Uffizi, een van de oudste en belangrijkste kunstmusea ter wereld, met werken van onder anderen Leonardo da Vinci, Michelangelo en Botticelli. En vergeet niet om van te voren kaartjes te regelen via internet, anders moet je 3 uur in de beruchte rij staan.
Omdat we vroeg in de middag arriveren in ons hotel, lopen we naar de nabijgelegen Boboli-tuinen. Want Boboli is een van de 'must sees' in Florence. En wat je dan vooral moet doen als je op het hoge uitzichtpunt van de tuinen bent beland: je hersens uitzetten en niks meer doen. Aap de Florentijnen na: geniet van het uitzicht over de stad en laat je lekker neerploffen in het beschaduwde gras.
Omdat we vroeg in de middag arriveren in ons hotel, lopen we naar de nabijgelegen Boboli-tuinen. Want Boboli is een van de 'must sees' in Florence. En wat je dan vooral moet doen als je op het hoge uitzichtpunt van de tuinen bent beland: je hersens uitzetten en niks meer doen. Aap de Florentijnen na: geniet van het uitzicht over de stad en laat je lekker neerploffen in het beschaduwde gras.
Het prachtige Boboli is in de 16e eeuw aangelegd en staat bekend als de koningin van alle Toscaanse tuinen. In patronen gesnoeide buxushagen voeren naar bossen van eiken en cipressen. Een waar peloton standbeelden en kunstwerken bewaakt het heuvelachtige park. Vele stammen uit de Romeinse periode en zijn bijzonder theatraal. Je kijkt je ogen niet voor niets uit: de toegangsprijs bedraagt een tientje.
Vanaf de kop van Boboli wacht een paar honderd meter verder alweer een volgend highlight: de Ponte Vecchio met z'n opvallende juwelierswinkeltjes die op en aan de stokoude brug (uit 1345) zijn gebouwd. Ook al een must see in het kwadraat, al kunnen de mensenmassa's die dat doorhebben ons gestolen worden. Mensenmassa's, vooral die met hun debiele selfie-sticks, ze zouden verboden moeten worden.
Selfie-sticks komen we de volgende dag in bosjes tegen rond de fameuze kerk van Santa Croce, de belangrijkste kerk van Florence. Santa geldt als één van de mooiste gotische basilieken van Italië. Iedereen wil natuurlijk met Santa op de foto. Prima. Maar iedereen wil er ook naar binnen. Niet zo prima. De honderden meters lange ongeduldige rij wil schatten bewonderen als de crucifix van Donatello en de tombe van Michelangelo Buonarotti. Wij houden het bij Santa's buitenkant. Ook mooi.
Wil je iets bijzonders zien waarvoor je niet in de rij hoeft te staan? Ga dan de fresco's bekijken van Fra Angelico in het San Marco klooster. Fra was een beroemd 15de-eeuwse schilder-frater in Florence ten tijde van de Italiaanse renaissance. In het klooster is het lekker rustig. En wat een prachtige, levendige fresco's. Zo fris dat het lijkt alsof Fra ze gister geschilderd heeft.
Nog even over het Park Palace Hotel, een van onze favoriete overnachtingsadressen tijdens deze vakantie. Het ligt heerlijk rustig aan de rand van Florence, dat makkelijk bereikbaar is met de bus, maar ook nog te belopen is (20 minuten over een mooi ommuurd weggetje).
Het Park Palace profileert zich als boetiekhotel: een hotel dat een luxueuze, eigenzinnige maar ook intieme sfeer heeft en niet behoort tot een hotelketen. En wij kunnen ons volkomen vinden in dat profiel. We hebben er ook een paar keer heel goed gegeten op het lommerrijke terras aan de romantische tuin met zwembad.
We lopen Florence uit over weggetjes waar je erg moet oppassen voor langsscheurend sluipverkeer. Italianen schrikken zich een ongeluk van niet ingeblikt verkeer. Het landschap is ook niet overdreven mooi. De lieflijke Toscaanse ansicht kent nogal wat horizonvervuiling. Niet alleen karakteristieke cipressen en markante parasoldennen, maar vooral ook: sociale woningbouw, afbraakbuurten, wegen en ander lelijks. We gaan een snelweg onderdoor.
Een beetje chagrijnig lopen we door rommelig gebied. En we voelen spatjes. Al snel komt de paraplu uit de rugzak. Gevolgd door de regenjas. En dan gaat het opeens gieten. Al aardig nat bereiken we nog net een sjofele taverne in het weinig charmante dorp Grassina. Gelukkig maar, want dan barst de regen pas goed los. En horen we daar monsieur Orage?
Na bijna twee uur lijkt het wat droger te worden. We besluiten van de route af te wijken, want die voert over graspaden langs de rivier. En veel natter weigeren we te worden. We gaan over een asfaltweggetje dat langzaamaan steeds steiler wordt. Op het steilste stuk komt het opnieuw met bakken uit de hemel. Zo'n bui waar geen plu tegen bestand is.
Dan houdt de weg zonder waarschuwing op. We moeten dwars door de vette modder van een wijngaard. Eerst steil dalen en dan nog steiler klimmen. “Charming Chianti heet deze wandeling toch”, schamperen we tegen elkaar.
Tamelijk verzopen bereiken we ons onderkomen voor de nacht: het agriturismo Residenza Il Colle. Schitterend gelegen op een heuveltop met uitzicht over het beboste dal en het dorpje Impruneta. Veel oog hebben we daar niet voor. We willen opdrogen, uitrusten, bijkomen.
Was de ontvangst in Park Palace Hotel in Florence een en al hartelijkheid, hier moeten we het doen met een onverschillig meisje dat – hoe nat en ellendig we ook zijn – erop staat onmiddellijk onze paspoorten te zien. De kamer is OK maar ook weer niet om over naar huis te schrijven.
's Avonds dalen we af naar het stadje Impruneta – dat bekend staat om z'n terracotta. En we komen helemaal bij van ons waterballet in het leuke hotel-restaurant Bellavasta. We worden als vrienden van het huis ontvangen en bediend door eigenaar Matteo. We eten vorstelijk. En helemaal in een jubelstemming raken we doordat Weeronline morgen een 8 geeft. Toppie!
Een leuk, pretentieloos dorpje is Impruneta trouwens. Rond een groot plein vind je een hele verzameling ouderwetse kruideniertjes, drogisterijen, kappertjes en bakkertjes. Op het plein zijn ze net bezig met de voorbereidingen van het grote wijnfeest – het Festa dell'uva – dat hier zondag plaatsvindt en waar het hele dorp voor zal uitlopen.
Dat is wel even anders lopen dan gister in de stromende regen. En het landschap zit ook al mee: we wandelen door eindeloze wijn- en olijfgaarden, langs grote Toscaanse villa's en boerderijen, afgewisseld met bos. Bepaald aangenaam.
Halverwege komen we door Ferrone. Een niet overdreven charmant gehuchtje, maar wel met een barretje waar we koffie scoren. Die genieten we op plastic stoeltjes voor de deur, pal aan de drukke doorgaande weg waar auto's vlak voor onze wandeltenen langsrazen. Bij een kruideniertje verderop kopen we panini con prosciutto. Klinkt beter dan broodjes ham, toch?
Even verder, aan de voet van een begraafplaatsje, eten we onze panini. Beetje gekke plek misschien voor een lunch, maar de doden houden zich op de vlakte.
De wandeling is lekker ontspannen. Kilometertje of 11, zo'n 250 meter stijgen en dalen. Na nog een uurtje lopen komt ons onderkomen voor de nacht al in zicht: op de top van een heuvel zien we Villa Il Leccio al liggen.
Il Leccio ligt er schitterend bij, temidden van cipressen en parasoldennen en omgeven door wijn- en olijfgaarden. En onze verwachtingen zijn hooggespannen, want bij de lunch hadden we op internet al wat gelezen over dit bijzondere huis. De familie Landi woont hier al negen generaties, en delen van de villa stammen al uit 1200.
Een schitterende klassieke villa moet het zijn. Recent nog geheel gerestaureerd, waarbij alle zalen en kamers weer in de oorspronkelijke, 18de eeuwse staat zijn gebracht. “Onze wens is dat je het gevoel hebt alsof je verblijft in het huis van goede vrienden”, zo vertelt de site van de familie Landi. “Het bekwame, zorgvuldige en discrete personeel staat altijd voor u klaar, zodat u uw vakantie bij ons een leven lang zult herinneren.” Tjonge.
Als we het – inderdaad prachtige huis – betreden, verwelkomt de eigenaresse ons met een glimlach en een glas wijn. Die genieten we in een – alweer schitterende – zaal, met muur- en plafondschilderingen. De andere zalen, de immense hal met stenen trap, het stijlvolle meubilair, de kroonluchters – alles getuigt van grote klasse. In onze ruime kamer met zicht op de goed onderhouden tuin en de glooiende heuvels rondom, voelen we ons al snel thuis.
's Avonds gaan we eten in het dorpje Strada in Chianti, op een steenworp afstand van onze villa. Op Tripadvisor hadden we gezien dat het dorp 6 restaurants heeft. La Dispensa di Andrea e Gregorio krijgt de beste beoordelingen. Maar die is op woensdag gesloten. Vandaag is het woensdag. Nummer 2, Ristorante da Padellina, krijgt van Catlee uit Hongkong als aanprijzing: “OMGGGGGGGGGG”. Maar dit restaurant is onvindbaar.
Afijn, om een lang verhaal kort te maken: van de 6 restaurants zijn er 5 onvindbaar, gesloten of niet op loopafstand. Blijft over nummer 6: Ristorante Pizzeria da i'Dolio. Laten we niet lullig doen: het eten is niet vies en niet duur. En het is ook best leuk om naar de videoclips op de enorme tv aan de muur te kijken. Maar bij een sfeervol etentje stellen we ons toch iets anders voor.
Zwaar hangen de druiventrossen aan de wijnranken. Juist in deze tijd, de tweede helft van september, worden de druiven geoogst. Gek genoeg zien we nergens hoe ze hier de druiven plukken? Met machines? Met de hand? Waarom zien we die machines en die handen dan nergens, terwijl we de druiventrossen zo ongeveer horen smeken om geplukt te worden.
Stiekem proef ik wat oogstrijpe druifjes. Heel klein zijn mijn handmatig gepikte druifjes, en heerlijk zoet. De olijven zijn nog niet eetbaar, merkt mijn zure mondje. Later hoor ik van een lokale Italiaanse dat de olijvenoogst pas eind oktober, begin november is.
Wat is het heerlijk wandelen tussen Strada en Greve. Overdadige natuur, kleine bospaadjes, geen mens op ons pad. Heel de Chianti hebben we hier voor onszelf. Bij een vervallen ruïne eten we de broodjes die we bij een bakkertje in Strada hebben gekocht.
Vlak voor Greve zien we eindelijk iemand die zich om de druiven bekommert. Een boer op een tractor trekt een open wagen voort, boordevol blauwe druiven. Als ik er een foto van wil maken, stopt hij even, zodat ik zijn druiven beter kan kieken. We lachen naar elkaar en hij tuft weg met zijn druiven.
Greve valt aanvankelijk niet mee. We lopen door niet al te mooie wijken het stadje binnen, dat veel groter en drukker is dan we gedacht hadden. Na de mooie maar lange en zware wandeling (19 kilometer, 600 meter stijgen en dalen) arriveren we een beetje chagrijnig bij het hotel dat pal aan een druk plein ligt. Binnen oogt het hotel wat verlopen. Na de statige villa in Radda voelt dit als een koude douche.
“No room for you, they made a mistake,” zegt hotelier David tegen ons als we ons melden bij de balie. Verschrikt kijken we op. Grapje, lacht hij. Een beetje zuur lachen we mee. David zit boordevol grapjes, merken we al snel. Hij schatert er zelf het hardst om, z'n gasten lachen braaf mee. Het hotel is verder wel OK, maar een toppertje is het zeker niet.
Later, als het chagrijn is weggetrokken, merken we dat het centrale marktplein van Greve bijzonder mooi is. Het trechtervormige Piazza Mateotti wordt omgeven door gebouwen van middeleeuwse oorsprong. Rondom beschermen loggia's de vele restaurants en mooie winkeltjes tegen de felle zon. Prominent op het plein staat het standbeeld van Giovanni da Verrazzano, een 16e eeuwse ontdekkingsreiziger uit Greve. Op de kop van het plein staat de kerk Santa Croce, oorspronkelijk uit de 11e eeuw en na brand gerenoveerd in 1325.
Op onze rustdag maken we de rondwandeling uit de SNP-map. Een kleine maar schitterende wandeling. Over 'strade bianche' (steenslagwegen) klimmen we omhoog door de inmiddels vertrouwde wijngaarden. De hele route lang hebben we formidabel zicht op het vestingdorpje Montefioralle, dat vastgeplakt lijkt op de heuvel aan de overkant van het dal.
En dan moet het mooiste nog komen: via een oude poort loop je deze middeleeuwse 'borgo' binnen. Een buitengewoon fotogeniek dorpje waar toeristen van heinde en ver op afkomen als vliegen op een strooppot. Het vestingplaatsje staat bekend als een van de mooiste dorpen van Italië, en wij kunnen het ons voorstellen.
Als wij er zijn is er net een wijnproeverij gaande. We zien talloze toeristen rondlopen met een wijnglas in een zakje op hun borst. Rare jongens, die toeristen.
Geleidelijk dalen we af door een prachtige, beboste vallei. Steeds dieper zakken we weg in het dichte bos en opeens horen we een soort gebrom uit het bos komen. Beren zitten hier niet, weet ik uit de SNP-documentatie. Bronstig hert misschien? Dan klinkt een gezellig geknor uit de diepte. Wild zwijn! Voor de zekerheid pak ik een tak om een tik te kunnen uitdelen.
Na een flink klimmetje komt Volpaia in zicht, een juweel van een middeleeuws dorpje met een indrukwekkend kasteel dat al uit de 10de eeuw dateert. Zittend bij de oude waterput genieten we van het zicht op het mooie plein met aanlokkelijke restaurants, een enoteca (wijnproeverij) en het kasteel.
Door de aderen van de inwoners van Volpaia stroomt waarschijnlijk geen bloed maar wijn. Al sinds jaar en dag maken ze hier de prachtigste Chianti-wijnen. Keldermeester Cotarella is meerdere malen onderscheiden als wijnmaker van het jaar. Een paar dagen later zien we een Chianti Classico uit Volpaia op de wijnkaart staan en die bestellen we natuurlijk subito pronto presto.
Over een adembenemend mooie laan van cipressen wandelen we Volpaia weer uit, de zonovergoten wijn- en olijfgaarden in die het dorpje omringen. Als het paradijs bestaat moet het er ongeveer zo uitzien.
Nog meer paradijselijks treffen we een paar kilometer verder, bij de bijzondere kerk van Santa Maria Novella die al genoemd werd in het jaar 1010. We ploffen neer in het hoge gras bij een enorme knotwilg die hier ook al sinds Sint Juttemis staat, voor een verlate lunch.
Over alweer een mooie laan, nu gechaperonneerd door olijfbomen, lopen we verder. Onze eindbestemming, Radda in Chianti, ligt in de verte al voor het grijpen. Schijn bedriegt, want het is nog een aardig eind naar dit middeleeuwse vestingstadje.
Het laatste stuk naar Radda gaat over een zeer steile asfaltweg. Met een stijgingspercentage van 15 is het een echt kuitenbijtertje zo op het eind van een pittige wandeling. Maar dan lopen we te langen leste alweer een prachtig dorpje binnen. Het is druk in de smalle straatjes, maar absoluut niet vergeven van de toeristen.
Radda was in de 13de eeuw het hoofdkwartier van de 'Chianti-liga' die door het machtige Florence was opgericht. Doel: het opkomende Siena beteugelen in zijn expansiedrift. Het embleem van deze liga was de zwarte haan ('gallo nero'), die nu de Chianti Classico wijnflessen siert. Deze geschiedenis zie je nog terug in de oude vestingmuren die het dorp omgeven.
Opvallendste gebouw is het 15de eeuwse stadhuis, waar de gouverneur van Florence zitting had. Let op de voorgevel die gesierd wordt met talloze wapenschilden van regenten uit het verleden. De fresco's in het voorportaal behoren tot de School van Florence. In de Romaanse kerk van San Niccolò tegenover het stadhuis vind je nog een bijzondere houten crucifix uit de 15de eeuw.
We kloppen aan bij de poorten van ons paleis, want we overnachten in Palazzo Sint Nicolai, gelegen aan het centrale plein. Vanuit dit heerlijke hotel – enorme kamer, gastvrije ontvangst – maken we de volgende dag de rondwandeling uit het SNP-pakket. Geen superwandeling, en op een paar punten raken we de draad ook een beetje kwijt.
Wil je trouwens heerlijk eten? In La Botte di Bacco serveren ze fantastische lokale gerechten. Eigenaar en kok Flavio D'Auria – Herman den Blijker-lookalike – is op zich al een attractie. Flavio wervelt breed lachend door het restaurant, bedient mee, en trakteert al z'n gasten op hartelijke woorden en wat zachte schouderklopjes.
Kilometers lang wandelen we over de beboste kam van een berg. Telkens schemert het pittoreske Radda op z'n eenzame heuveltop tussen de bomen. Ken je dat: als je net een heel mooi dorpje hebt verlaten, en je ziet het in de verte liggen, dat je er onmiddellijk naar terug wilt? Door de nauwe straatjes wilt dwalen. Wilt slapen in je luxueuze palazzo. En wilt eten bij de energieke kok Flavio d'Aurio van het geweldige La Botta die Bacca?
Afijn, hier op de zonnige heuvelkam is het ook niet verkeerd. We klimmen nog wat en hebben vandaag voor het eerst goed zicht op de heel veel hogere Apennijnen in de verre verten. Prachtig gezicht.
Sneller dan ons lief is nadert onze eindbestemming, Corsignano Vagliagli, en dat betekent het einde van onze wandeltocht. Een schitterende tocht al met al, die gaandeweg steeds mooier en gevarieerder werd. Een bus met een bijzonder chagrijnige chauffeur brengt ons over hobbelige wegen naar Siena.
Een jaar of 10 geleden zijn we al eens in Siena geweest, ook met SNP. Maar als we vanuit ons prima hotel Chiusarelli het stadje binnenlopen – aan het eind van de middag met mooi strijklicht – staan we toch versteld van de oogstrelende schoonheid ervan. De enorme Duomo en het opvallende Palazzo Pubblico torenen uit boven de middeleeuwse straatjes en huisjes met terracotta daken. En alles lijkt te kloppen aan het stadje.
We doen gelijk maar de rondwandeling van SNP, want de avond dreigt met vallen. Door de nauwe straatjes lopen we van hoogtepunt naar hoogtepunt. Waarbij natuurlijk het wereldberoemde Piazza del Campo de meeste aandacht opeist. Het schelpvormige piazza staat bekend als een van de mooiste pleinen van Italië, maar volgens ons is dat een stevige understatement.
Het plein, door Sienezen liefkozend ‘il Campo’ genoemd, werd al in veertiende eeuw met een bijzondere vorm van bestrating aangelegd. De rode baksteen vormt een visgraatmotief en is verdeeld in negen banen: een verwijzing naar de 'Raad van Negen' die tijdens de 13de en 14de eeuw de stad bestuurden. Il Campo is vooral ook bekend om de palio, de paardenwedstrijd die er jaarlijks gehouden wordt en letterlijk en figuurlijk veel stof doet opwaaien.
Bij de zwart-wit gemarmerde dom komen we precies op het juiste moment: als de zon met zijn laatste stralen liefkozend langs zijn rijkelijk gedecoreerde gevel strijkt. Wat een indrukwekkend bouwwerk. En dan te bedenken dat de dom heel veel groter had moeten worden. Maar eerst gooide de pest roet in het eten. Vervolgens werden er ernstige fouten in de constructie ontdekt.
De volgende dag beklim ik nog de 332 treden van het 13de eeuwse Palazzo Pubblico. Vanaf 102 meter hoogte krijg je een fenomenaal uitzicht over Siena en de heuvels die het stadje omgeven. Ik zal het me nog lang heugen. Temeer omdat ik tijdens de afdaling – halverwege de toren – erin slaag een van de 332 treden te missen. Ik beland in een akelig snelle glijvlucht over spekgladde treetjes. En doneer zeker een vierkante centimeter handpalmhuid aan het Palazzo.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.