In de voetsporen van Franciscus van Assisi wandel ik door Italië. Op deze ‘Franciscaanse voetreis’ trap ik zo’n 800 kilometer weg tussen Florence en Rome. Onderweg geniet ik van betoverende landschappen en idyllische dorpjes. En van het Italiaanse eten natuurlijk! Sfeerverslag in 2 delen. Deel 1: van Florence naar Assisi.
Bekijk ook deel 2: van Rome naar Assisi >>
Van schoonheid kun je ook te veel voor je kiezen krijgen. Dat overkwam de 19de eeuwse Franse schrijver Stendhal tijdens een bezoek aan Florence. Volledig overrompeld door alle kunst die hij zag, duizelde het hem en hij viel flauw. Dit verschijnsel staat bekend als het syndroom van Stendhal.
Tegen de vlakte ga ik niet, maar veel scheelt het niet. Al wandelend tussen Florence en Assisi opent zich het ene betoverende panorama na het andere. Elk dorpje of stadje onderweg overspoelt me met wonderschone kunst, bijzondere architectuur en heerlijke couleur locale. Alleen al in Florence is de hoeveelheid indrukken in musea (Uffizi!) en kerken zo overdadig dat het af en toe echt een beetje te veel van het goede wordt.
Wat ben ik daarom blij dat ik mijn pelgrimage in tweeën heb geknipt: in juni van Florence naar Assisi, later dit jaar van Assisi naar Rome.
“Ik snap niet goed waarom ik De Geboorte van Venus zo’n aangrijpend doek vind. M’n hart klopt sneller als ik ernaar kijk. Meer dan bijvoorbeeld De Nachtwacht grijpt het me aan. Maar wat het is? Iets in de extreem levendige en heldere kleuren. De onwerkelijke personages. Die tegelijk echt lijken te bestaan en elk moment uit het doek zouden kunnen stappen.”
M’n eerste junidagen struin ik door Florence, kunsthoofdstad van Italië. En natuurlijk ga ik naar het Uffizi, een van de belangrijkste kunstmusea ter wereld. Ben je niet in het Uffizi geweest, dan ben je niet in Florence geweest, zoveel is duidelijk. Het museum barst zo ongeveer uit z’n voegen van de Giotto’s, Da Vinci’s, Michelangelo’s en Caravaggio’s. Om maar een klein deel van de beroemde kunstenaars te noemen wier doeken en beelden je hier kunt bewonderen.
Alleen al in het Uffizi kun je meerdere dagen doorbrengen, en steeds nieuwe ontdekkingen doen. Naar ‘De Geboorte van Venus’ van Botticelli heb ik zeker een halfuur staan kijken, temidden van selfie-schietende medebezoekers. Dat laatste kan het doek overigens goed hebben: het staat als een onverwoestbare burcht.
Op Florence heb ik me voorbereid met het enthousiasmerende gidsje ‘ANWB Extra Florence’ (bekijk op Bol.com). Daardoor kom ik in wijken die ik anders zeker links had laten liggen en die veel meer van Florence laten zien dan voor de hand liggende toeristische hotspots. En dan ontdek je dat Florence meer is dan de ‘tourist trap’ rond de Ponte Vecchio, de wereldberoemde middeleeuwse brug over de rivier de Arno. Waar deze sukkel een mini-ijsje kocht voor 8 euro.
Zo breng ik samen met nogal wat Florentijnen een dag door in de prachtige, niet-toeristische Boboli-tuinen uit de 16de eeuw. In het rustige, intieme Museo di San Marco bewonder ik de bescheiden fresco’s van Fra Angelico, de schilderende monnik. En ik struin een middag door het authentieke, levendige wijkje San Niccolò, met z’n smalle steegjes en verrassende pleintjes. Op m’n derde Florence-dag maak ik de fikse klim naar de San Miniato al Monte, een kerk met de mooiste gevel die ik ooit gezien heb. Het uitzicht over Florence is hier fenomenaal.
Overladen met indrukken maar vrij van syndromen zet ik de volgende dag eindelijk de eerste stappen op mijn Franciscaanse voetreis. En ik neem met moeite afscheid van Florence, ik had er met gemak nog een week kunnen doorbrengen.
Vanaf startpunt Santa Croce – de grootste franciscaner kerk ter wereld – verwijder ik me met elke stap verder van een van de mooiste steden ter wereld. Een heel stuk langs de rivier de Arno. Af en toe omkijkend zie ik de Ponte Vecchio steeds meer vervagen.
Om me heen wordt het steeds rustiger en ik krijg de eerste klim voor m’n kiezen. Vandaag moet ik 570 meter de lucht in, meldt mijn wandelgids vrolijk. En dat valt verdraaid nog niet mee. Misschien was het toch geen slim plan om elke avond én een antipasto én een primo én een secundo én een dolce te nemen... Om nog maar te zwijgen van alle exquise vino’s...
“Morgen moet je 1140 meter de lucht in”, rebbelt m’n wandelgids vrolijk verder. Vanavond dan maar eens op rantsoen met een frisse salade en een exquise acqua minerale.
Hoe hoger hoe mooier, is mijn ervaring, en dat geldt ook vandaag. Want hoe verder ik klim uit het Florentijnse dal, hoe mooier het zicht. Eerst nog vooral op Florence in de verte – de rode koepel van de enorme Cattedrale di Santa Maria del Fiore kan ik nog lang onderscheiden. Maar allengs wandel ik door olijfgaarden en bossen. En in de steile afdaling krijg ik nieuwe vergezichten op bergen die ik morgen moet aanvallen: de Apennijnen.
Die Apennijnen, ze vechten terug, merk ik de volgende dag. De etappe van vandaag, over de Passo della Consuma, gaat zo ongeveer 16 kilometer lang steil omhoog. Ik denk vaak dat ik een ervaren bergwandelaar ben, maar ik de praktijk valt het toch altijd weer tegen. Opeens voel ik allerlei lichaamsdelen waarvan ik me normaal gesproken nooit bewust ben. Een schouder rebelleert, beide kuiten staan op knappen, m’n voetzolen smeken om een massage.
Maar hé, we zeuren niet, want de uitzichten zijn waanzinnig mooi. En telkens als ik het zwaar heb, bedenk ik: Franciscus heeft dit ook gedaan. Zonder high tech-wandelschoenen met drielaags Goretex en Vibram-zolen. Maar gewoon op z’n lekke (kekke?) Jezus-sandalen. Maar goed, hij is dan ook heilig en ik (nog) niet.
Op z’n 20ste bekeerde Franciscus zich tot een leven van armoede, gebed en dienstbaarheid aan de armen. Zelf wilde hij de allerarmste zijn. Hij bedelde zijn dagelijks voedsel bij elkaar, daarvan delend met anderen die nog minder hadden dan hij. Hij ging op pad naar Rome om aan de Paus toestemming te vragen om te leven volgens zijn evangelie en zijn leer te verkondigen.
Franciscus stichtte de kloosterorde van de franciscanen of minderbroeders. Op 16 juli 1228 verklaarde paus Gregorius IX hem heilig.
Meer lezen over Franciscus en de Franciscaanse voetreis? Of ‘m misschien zelf wel lopen?
Nog een reden om niet te klagen: ik heb fantastisch weer. April en mei waren dit jaar bar en boos met veel regen, onweer, stormen en temperaturen rond 10 graden. Nu, begin juni, is het een graad of 25 met een kraakheldere hemel. En door de plotselinge temperatuurstijging staat het overal vol bloemen.
En dus wandel ik door velden die geel en rood kleuren van paardenbloemen, bezembrem en vooral: een zee van klaprozen. Om m’n hoofd gonst het van de bijen (en een enkele steekvlieg...) en fladdert het van de vlinders. M’n fantastische app Plantnet draait overuren om alle bijzondere bloemen te detecteren. Om te zeggen dat ik ogen tekort kom is een understatement.
M’n stemming stijgt. En in mijn rustpauzes op hoge bergtoppen geniet ik van dat typische Toscaanse landschap: een aaneenschakeling van beboste dalen en heuvelkammen die blauw vervagen in de verte. Uitgestrekte wijn- en olijfgaarden, hier en daar pittoreske dorpjes en schilderachtige rijen cipressen. Zo ongeveer moet het paradijs eruitzien.
“Wat me opvalt in dorpen, restaurants en ook onderweg: Italianen zijn aardig en hartelijk. Iedereen groet me en in dorpjes spreken mensen me soms aan om te vragen waar de reis heengaat. Op een landweg, in de verzengende hitte, stopt opeens een auto naast me. De bestuurder stapt uit en overhandigt me 2 handenvol versgeplukte kersen. Hij lacht, steekt z’n hand op en rijdt weer verder.”
Nu volgen 3 etappes door Nationaal Park Casentino, bijna 7 keer zo groot als Nationaal Park De Hoge Veluwe. Niet lieflijk, zoals iedereen Toscane kent, maar ruig en bosrijk. Met steile bergpaadjes waar je soms niet alleen je voeten, maar ook je handen bij nodig hebt. De hoogste top reikt naar 1255 meter. Wilde zwijnen tref ik op m’n pad, en schichtige edelherten.
Wat ik me niet gerealiseerd had: loop je een pelgrimsroute als de Franciscaanse voetreis dan loop je niet alleen. Er zijn meer wandelaars zoals jij onderweg naar Rome. Op de Camino, de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, is dat volledig ontspoord: op grote delen van dat beroemde pad is het zo druk dat je gerust kunt spreken van file-lopen. Mij niet gezien!
Zo druk is het tussen Florence en Assisi gelukkig lang niet. Maar toch loop ik bijna dagelijks wandelcollega’s tegen het lijf. En omdat je elkaar vaak tegenkomt – onderweg, in hotels en in restaurants –, leer je elkaar steeds beter kennen. Of je dat nu wilt of niet.
Zo zijn er de Australische Marg en Ann, wandelvriendinnen van dik in de 60. Elk jaar vliegen ze voor 3 maanden naar Europa met maar één doel: zoveel mogelijk pelgrimroutes lopen. Marg loopt met dik ingepakte artrose-knieën. Maar ze loopt, en snel ook. Ann is een grapjas. Elke keer als ik haar tegenkom neemt ze me goedmoedig in de maling. Dus als ik een grot bekijk waar Franciscus heeft gemediteerd klinkt opeens – out of the blue – dat rauwe Aussie-accent achter me: “Hey Frankyboy, I can see that you have aspirations to live like a hermit.”
En dan hebben we de Britse vijftiger Tim, die volgens Aussie Ann best eens priester zou kunnen zijn. En ik snap wat ze bedoelt: een habijt zou hem niet misstaan. De jonge Limburger Pim wandelt zo razendsnel dat we maar één dag van hem mogen genieten. Maar de Franse Hervé en Mariette – hij achter in de 70, zij 10 jaar jonger – hebben meer mijn tempo: traag. Dus die kom ik om de haverklap tegen. Terwijl zij 3 woorden Engels spreken en ik 3 woorden Frans. Hmm, uitdagend...
Een bijzondere pelgrimeur tref ik tegen het eind van mijn tocht in een agriturismo: de dertiger Annemarie uit Zwitserland. Wij komen haar allemaal maar één keer tegen, want zij loopt de route in omgekeerde richting. De Franciscaanse voettocht is een omgekeerd tussendoortje: ze loopt helemaal van Napels naar haar woonplaats in Zwitserland. Respect!
Niet alleen over steile bergen en door lieflijke valleien gaat mijn Franciscaanse voetreis. Ook eeuwenoude kloosters staan op het program. Franciscus heeft er verbleven, 800 jaar geleden, en hij heeft er wonderlijke ervaringen gehad.
Het meest bijzondere klooster is zonder twijfel het waanzinnig mooi gelegen La Verna. Hoog op een bergtop torent het uit boven betoverend landschap. Als ik, flink moegewandeld vanwege alle steile klimmen, rond 3 uur ‘s middags La Verna binnenstrompel, is net de kerkdienst begonnen. Een dagelijks ritueel waarbij de franciscaanse broeders na hun middaggebed in processie naar de Kapel van de Stigmatisatie trekken. Dit gebeurt al honderden jaren, dag in dag uit. Indrukwekkend.
In die kapel ontving Franciscus volgens de legende in de zomer van 1224 de stigmata: de wonden aan voeten, handen en borst die Jezus aan het kruis opliep. Een gebeurtenis die je op tal van schilderijen en fresco’s onderweg ziet afgebeeld: bliksemflitsen schieten uit de wonden van Jezus aan het kruis en treffen Franciscus precies op diezelfde plekken. In de kerk kun je trouwens de relikwieën van Franciscus bekijken: de mottige mantel waarin hij z’n tochten maakte, de nap waaruit hij dronk, z’n knoestige wandelstok.
“Bij La Verna daal ik af over een geplaveid maar steil pad en ik kom langs de kapel waar vogels Franciscus zouden hebben toegefloten toen hij voor het eerst La Verna bezocht. En precies daar schiet opeens een forse, sissende slang voor m’n voeten weg. Hij keert zich om en z’n gespleten tong flitst naar buiten. Ik schrik me een ongeluk. Wat voor soort slang het is, weet ik niet. Maar z’n kop is driehoekig, dus waarschijnlijk is hij giftig. Op stigmata zit ik zelf niet te wachten.”
De dagen rijgen zich aaneen. Nu staan een paar beeldschone middeleeuwse stadjes op het program. Sansepolcro is een heerlijke plek om een rustdag te boeken, wat ik dan ook doe. Op die vrije dag ga ik uitgebreid aan de koffie met taart op het terras van het Piazza Torre di Berta. Zalig plein dat zich uitstekend leent voor een van mijn favoriete hobby’s: mensen kijken. Ik slenter door nauwe straatjes, snoep natuurlijk een Italiaans ijsje, en ‘s avonds dineer ik goddelijk in Ristorante Al Coccio. Franciscus zou het vast goed vinden.
Wat wandeldagen later herhaal ik die exercitie in het zo mogelijk nog mooiere Gubbio. Hier arriveerde Franciscus als berooide bedelaar. Maar hij werd vereerd omdat hij de woeste, bloeddorstige wolf heeft toegesproken die de inwoners terroriseerde. Die veranderde daarna in een braaf schoothondje. Dat geloof ik direct, want alles aan Gubbio straalt warmte, sfeer en gezelligheid uit.
Gubbio noemen ze ook wel ‘de parel van Umbrië’, en ik kan me daar iets bij voorstellen. ‘La città più medievale dell’Italia’, zeggen de Italianen zelf: de meest middeleeuwse stad van Italië. Zoals zo vaak in Italiaanse steden ligt ook Gubbio tegen een berg, de Monte Ingino, die voor een intiem entourage zorgt.
Deze parel overzie je het mooist vanaf het hooggelegen Piazza Grande. Dat staat bekend als een ‘hangend’ plein: een plein dat in de lucht lijkt te hangen. Een gedurfde constructie voor de tijd waarin het werd gebouwd: rond 1321.
Het enorme plein biedt spectaculair uitzicht op kronkelende straatjes, zondoorstoofde pleintjes, talloze kerken en een vruchtbare dal in de verte. Bezoek je het Palazzo dei consoli aan het plein dan onthult de bovenste verdieping een nóg mooier uitzicht.
Aanrader als je een extra dag in Gubbio bent: klim naar de Basilica di Sant’Ubaldo. Mooie tocht over een sterk stijgende cipressenlaan. Boven kun je niet alleen dat kerkje bezoeken, maar ook een beschaduwd terras met panoramische vergezichten over Gubbio en omgeving. Geen zin in de klim? Er zoeft ook een kabelbaantje naar boven. Niet voor hoogtevrezers!
“In Florence vroeg ik me af: wat zou Franciscus vinden van al die selfie schietende toeristen in het Uffizi. Vandaag kom ik bij het kerkje San Damiano in Assisi, dat een belangrijke rol speelde in Franciscus’ leven. Ervoor staat een bronzen beeld van hem. Komt er een franciscaanse monnik aangelopen. Gaat naast het beeld staan. Lacht. En... schiet een selfie. Die hij ongetwijfeld gaat delen op z’n ‘socials’...”
Na Gubbio schiet het pelgrimeren (helaas) al lekker op. Op mijn laatste wandeldag, alweer een prachtige etappe, komt langzaam, heel langzaam mijn einddoel in zicht: Assisi, de geboorteplaats van Franciscus. Ik klim omhoog door een zweterig bos, en waar het bos zich opent zie ik plots de wereldberoemde San Franciscus-kerk aan de einder. Onvergetelijk.
Franciscus leefde in armoede en mediteerde wekenlang in kille, reumabevorderende grotten. Ik pak dat anders aan: ik boek een luxe kamer in misschien wel het duurste hotel van Assisi. Vanaf mijn privé-terras kijk ik uit over de eindeloze vallei van het riviertje de Tescio. Middenin die vallei, oplichtend in de laatste zonnestralen van deze goddelijke dag, licht de koepel op van de Basilica di Santa Maria degli Angeli die ik morgen ga bezoeken.
Vanuit mijn schaamhotel ontwaar ik ook de contouren van de Monte Subasio, de berg die ik later dit jaar zal beklimmen op weg naar Rome. Geweldige voetreis. Zin an!
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.