Fotogenieke kapen, brede zandstranden, oude vissersdorpen en zicht op de beroemde White Cliffs of Dover. En dat allemaal op een paar uur rijden van Nederland. Op deze vijfdaagse vakantie wandelen we langs de Opaalkust in Frankrijk, die op z’n Frans nog een stuk mooier klinkt: Côte d’Opale.
Voordat we aan de drie etappes van deze wandelreis beginnen, hebben we al een paar hoogtepunten te pakken. Een daarvan is de eerste B&B: La Belle Boulonnaise. De afgebladderde buitenkant kan niet verhullen dat het ooit een pand met grandeur is geweest. En stap je binnen in het huis uit 1860, dan krijg je een hartelijk welkom van de eigenaren Antoine en Anne-Soazig en hun nieuwsgierig snuffelende hondje Romy. In de sfeervol ingerichte kamers met houten vloeren en hoge plafonds voel je je gelijk thuis.
Die lekkere aftrap zet zich voort als je door een van de stadspoorten het hooggelegen centrum van Boulogne-sur-Mer betreedt. Binnen de 13de eeuwse stadswal vind je oude straatjes, de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek die overal bovenuit torent en een kasteel. Plus een pleintje met cafés, restaurants en terrassen waar een gemoedelijke sfeer heerst.
Als wij er zijn is er net de expositie ‘Rhapsody in blue’ in het plantsoentje op het plein, waarbij zowel de bloemen als de kunstwerken blauw zijn. We zien de blauwe sterrennacht van Van Gogh, de blauwe waterlelies van Claude Monet en de blauwe do-do-do van Yves Klein.
Een stenen trappetje wentelt de stadswal op en boven heb je prachtig uitzicht over het oude centrum, de omgeving van Boulogne en de zee in de verte. Op de stadswal kun je een rondje om het centrum lopen, een ommetje van een minuut of twintig. In het gouden uurtje is het heerlijk stil.
De stadswal verrijst precies op de plek waar de Romeinen aan het begin van de jaartelling een muur bouwden. Destijds hadden ze in het strategisch gelegen Boulogne een belangrijke basis voor de vloot Classis Britannica, die de vaarwegen in het Kanaal veilig moest houden.
En nog steeds is het zoute sop belangrijk voor Boulogne, al is het nu om een andere reden: de stad herbergt de grootste vissershaven van Frankrijk. Maar van bruisende havenactiviteiten is geen sprake, ontdekken we de volgende dag op de eerste etappe naar het dorpje Audresselles. We stappen langs de kades waar het deze zaterdag een drukte van jewelste is. Stampmuziek uit de megaboxen van de zomerkermis teisteren onze linkeroren, terwijl marktkooplui achter viskramen hun onverstaanbare boodschappen in onze rechteroren toeteren.
Maar een vissersboot is in geen velden of wegen te bekennen. We zien geen zeebonken zeilen hijsen of vissersvrouwen netten boeten, iets wat altijd leuke plaatjes oplevert. Fotografisch moeten we het doen met beelden van Batisse en Zabelle, het echtpaar in traditionele kledij dat symbool staat voor het vissersverleden van Boulogne-sur-Mer. Overal hangt een penetrante vislucht, dat dan weer wel.
We koersen aan op het strand, waar we voor het eerst goed zicht hebben op het Kanaal. Ook hier krijgen we geen vissersboot in het vizier, wel een enorme overslagplaats en hoge windmolens op een brede pier. Niet het allermooiste uitzicht. Gelukkig maakt het zeer brede zandstrand dat direct goed. Uitkijkend over de met rotsen afgebakende baai wandelen we een stuk over de boulevard.
Verbazingwekkend dat er maar zo weinig mensen aan het strand liggen, want het is op-en-top zomers strandweer en de vakanties zijn volop gaande. We klimmen de duinenrij op en hoog boven zee pikken we de langeafstandsroute GR120 op. Je hoeft maar even te klimmen en de uitzichten zijn gelijk fenomenaal. In de verte rijzen de iconische witte kliffen van Dover op, in 1942 door Vera Lynn bezongen in de oorlogsklassieker ‘(There'll Be Bluebirds Over) The White Cliffs of Dover’.
Wimereux komt in zicht, op de kop van een breed uitwaaierende baai. Even later wandelen we het kleurrijke kustplaatsje in, over de boulevard met karakteristieke witblauw geschilderde strandhuisjes plus ideale zitjes voor de lunch. Happend in een verse baguette fromage kijken we uit over het brede zandstrand waar alweer zo weinig zonaanbidders te bekennen zijn.
Vrediger dan de strandtafereeltjes op het brede zand kunnen we het niet krijgen. Badderende strandgasten, gezinnetjes onder een parasol, vaders die met hun zonen badmintonnen en meisjes die paraderen over de boulevard. Het gekrijs van zeemeeuwen is al vanaf Boulogne een constante die het vakantiegevoel flink opstuwt.
Na Wimereux buigen we af van het strand en we wandelen de duinen binnen. Dunes de la Slack heet het natuurgebied dat barstensvol bloemen staat. Helaas verzwaren de mulle zandpaadjes het wandelen aanzienlijk, zeker als we gaan klimmen richting een uitzichtpunt. Puffend bereiken we het platform dat fraaie vergezichten biedt. Boven staat gelukkig een koel briesje.
De afdaling is even mul maar wel makkelijker. Door bos, langs vennetjes en over vlonderpaden voert de route. Het plaatsje Ambleteuse biedt een rotsstrand waar het verrassend druk is. Komen mensen hier af op het indrukwekkende Fort d'Ambleteuse uit 1680, destijds gebouwd om een oorlogshaven te beschermen? Want lekker op het strand liggen is er niet bij met al die glibberige rotsen.
Een kilometer verder bereiken we ons hotel in Audresselles. De kamer haalt het (bij lange na) niet bij die van La Belle Boulanaisses, maar heeft wel – heel in de verte – zicht op zee. ‘s Avonds valt het nog niet mee om een maaltje te vinden. De hoofdstraat biedt een aaneenschakeling van restaurantjes, maar de leuke zitten bomvol. Dus nemen we genoegen met de stomste, waar ze een hamburger als een Vibram-zool serveren met de aller vieste frites die we ooit gegeten hebben.
Met een beledigde maag lopen we het straatje uit naar zee. Hier verzorgt de gouden avondzon een idyllisch strandscène. Een jongetje gooit z’n hengel uit en in de verte stoomt een veerboot op richting Calais. Niets meer aan doen.
Diezelfde zon is de volgende ochtend al vroeg weer op krachten als we over een levendige zaterdagmarkt door Audresselles richting het strand lopen. We zien een andere kant van het dorpje. Een dalende straat met witgeschilderde huisjes lijkt in de verte de zee in te duiken. Een echt kustplaatsje, de meeuwen krijsen nog eens extra om dat te bevestigen.
De route volgt een asfaltpad langs de zee. Hier geen breed zandstrand, maar louter steen en rotsen tot aan de zee die het vandaag flink op z’n heupen heeft: een pittig windje drijft de golven op. Twee baaien verder zien we de hoge klif van de Cap Gris-Nez oprijzen, een van de twee kapen die we de komende dagen zullen passeren. Een officieel fotopunt biedt inderdaad een fraai panorama.
We nemen een langzaam stijgend pad. Terwijl de rest van Frankrijk zucht onder een hittegolf, zorgt langs de Opaalkust een zeebriesje voor verkoeling waardoor het wandelen prettig blijft. We genieten van een kleurrijk schouwspel: langs het pad bloem- en kruidenrijke duinen en goudgele graanvelden, onder ons fonkelt de zee in groenblauwe tonen. Het strand kleurt van fel wit in de zon naar diep geel in de schaduwen, en in de verte rijzen de kliffen van Dover krijtwit op uit zee.
Over kleur gesproken: de naam Opaalkust werd in 1911 voor het eerst gebruikt door de schilder Édouard Lévêque. Inspiratie was de telkens veranderende kleur van de zee, die hem deed denken aan de opaal, “de waardevolle edelsteen die keer op keer die serie uitbarstingen van rood en groen veroorzaakt. Voortaan kunnen we naast de Côte d'Azur, de Côte d'Émeraude en de Côte d'Argent ook de Côte d'Opale, onze Opaalkust, toevoegen!"
De Cap Gris-Nez komt inmiddels steeds dichterbij – de vuurtoren zie je al van verre. Deze rotspukkel van 50 meter hoog steekt de zee in, om zo nog iets verder naar de overkant van het Kanaal te reiken: dit is de plaats waar het Europees continent het dichtst bij Groot-Brittannië ligt. Zo dichtbij dat het lijkt alsof je erheen kan zwemmen. Maar dat valt vies tegen: de afstand tot de krijtrotsen van Dover is hier zeker nog 33 kilometer.
We klimmen de Cap gestaag op langs akkers en restanten van de Atlantikwall. De bunkers en andere verdedigingswerken die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog langs 5000 kilometer kustlijn hebben aangelegd, zie je hier overal.
Dan staan we stil bij een bordje dat waarschuwt dat het pad afgesloten is voor publiek. Maar de bewoner van het huis dat er pal naast staat, verzekert ons dat we het zonder gevaar kunnen betreden, en we zien ook dat vele wandelaars het bordje negeren. Wij sluiten aan in de achterhoede en vinden een prima begaanbaar pad dat ons door bloemrijke velden leidt richting het dorpje Wissant.
In het gehucht Framezelle gaan we het asfalt op en dorstig als we zijn ploffen we neer op een beschaduwd plekje waar Cool Raoul vanuit een antiek busje biologische limonade serveert. Vanachter z’n frituur ziet Cool Raoul zelf er bepaald verhit uit.
We dalen af en vinden de volgende kilometers alweer een breed zandstrand onder de voeten. Langs spelende kinderen en kitesurfers die fikse sprongen maken, want de wind is nog verder aangetrokken. We passeren fotogenieke mosselbanken: lange rijen houten palen die de zee in steken en waarop ze mossels kweken.
Aan de kop van het strand ligt het vissersdorpje Wissant er schattig bij. De naam komt van het Nederlandse ‘wit zand’ – er werd destijds een oude vorm van het Vlaams gesproken – en het zand is hier inderdaad opvallend wit.
Bijzonder is ook de lichtval op deze plek langs de Opaalkust. Zo bijzonder dat kunstschilders eind 19de eeuw en masse naar het pittoreske Wissant afreisden met hun schildersezels. Het kleine dorpje (800 inwoners) kende zelfs een echte schildersschool, Les peintres de l’Ecole de Wissant. Het plaatsje is fotogeniek gelegen, precies midden tussen de rotskapen van Cap Gris-Nez en Cap Blanc-Nez, de witte krijtrotsen waar we morgen op aankoersen.
Wissant blijkt ook bij nadere inspectie een snoepje. Ook weer zo’n authentiek kustplaatsje met langs de dorpsstraat fraaie villa’s en een aardig plein met wat restaurants. We eten bij hotel Le Normandy, en krijgen een traditionele Franse maaltijd voorgeschoteld door een ober die z’n vak verstaat. ‘s Avonds kijken we met tientallen badgasten en bewoners hoe mooi de zon de zee induikt.
De laatste wandeldag is aangebroken. Het schilderachtige dorpje verlaten we via het strand. Je schijnt helemaal over het strand naar Calais te kunnen lopen, eindpunt van deze etappe. Maar dat is af te raden: hogerop krijg je een veel gevarieerder traject plus mooiere uitzichten.
Hoewel: de kliffen bij Dover schuilen in de mistige verte. Gelukkig hebben we wel zicht op onze eigen White Cliff: de 158m hoge Cap Blanc-Nez, het hoogste punt op deze wandelreis, van verre herkenbaar aan de grote obelisk die op het topje prijkt. Over een breed onverhard pad klimmen we er stap voor stap naartoe.
Vandaag zijn we bepaald niet de enige wandelaars. Het allerhoogste topje is natuurlijk een geliefd uitstapje, hoewel de meeste ‘wandelaars’ vanaf de parkeerplaats aan de voet ervan starten. Het hele traject vanaf Wissant lopen is natuurlijk veel leuker. Het pad stijgt en daalt mee met de bulten in het landschap die uiteindelijk culmineren in de bult der bulten.
Boven bij de obelisk is het uitzicht minder spectaculair dan gedacht vanwege de mist. De Obelisk van Cap Blanc-Nez is een monument ter ere van de Dover Patrol van de Britse Royal Navy. Tijdens de Eerste Wereldoorlog patrouilleerden Britten met vliegtuigen en torpedojagers om Duitse onderzeeboten in het Kanaal de pas af te snijden.
Aan de andere kant dalen we heel geleidelijk weer af, alsof we de staart van een gigantische hagedis aflopen. Het pad eindigt op het strand en daar krijgen we Calais al in zicht. De veerboten tussen Calais en Dover varen hier zo dicht langs het strand dat we de diesel kunnen ruiken.
De etappe maakt een schijnbeweging door niet al te fraaie duinen, wat ons niet kan bekoren. En na een kilometer of 17 vinden we het welletjes: we koersen aan op een bushalte. De bus brengt ons gratis en voor niets naar het centrum van Calais. Daar wacht een laatste hoogtepunt: het geweldige hotel Meurice. We hebben niet de minste voorgangers: onder anderen de roemruchte Franse ex-president Charles de Gaulle heeft hier de nacht doorgebracht. Een klinkend slot van deze mooie wandelreis.
Aanrader is trouwens om een extra nacht in Boulogne-sur-Mer te boeken. Je kunt dit mooie stadje dan uitgebreid bewonderen en op de extra dag een leuke wandeling maken uit het SNP-aanbod. Daarbij pak je eerst de bus naar het dorpje Pont de Brigues. Een grote lus voert je door boerenland en hoog langs de kust terug naar Boulogne. Hoogtevrezers zullen deze extra wandeling minder waarderen: het pad gaat hier en daar pal langs steile kliffen. Voor alle anderen is dit een mooie kennismaking met het landschap dat je de komende dagen doorkruist.
Deze wandelvakantie hebben we gedaan van vrijdag 26 tot en met woensdag 31 juli 2024. Ook deze fraaie tocht lopen? Je kunt hem bekijken en boeken op Snp.nl.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.