De Tour du Queyras voert je door een van de mooiste regionale parken van de Franse Alpen, vlakbij de Italiaanse grens. Op je pad tref je besneeuwde bergtoppen, bloemrijke dalen, verscholen bergdorpjes, klaterende riviertjes en adembenemende panorama's. Begeleid door het gefluit van alpenmarmotten maak je een zware maar schitterende bergtocht.
Wij liepen ruim de helft van de Tour du Queyras, in 5 dagen. De totale tocht neemt met volle bepakking 8 tot 10 dagen in beslag. We startten en finishten in het toeristische Saint-Véran.
Saint-Véran is gelijk het leukste dorp op onze route. Nee, voor dorpsschoon kun je de Queyras gerust links laten liggen. Maar Saint-Véran, met z'n larikshouten huisjes, leistenen daken en mooie kerkje is zonder meer charmant.
Het Parc Naturel Régional du Queyras ligt verscholen in de Zuid-Franse Alpen, omringd door ruige bergketens en diepe kloven. Vanwege de vele zonne-uren, de kraakheldere lucht en de overvloed aan fraaie lariksen is het landschap van betoverende schoonheid. Richting het oosten verdwijnt het bergmassief in de Italiaanse Povlakte. Het verhaal gaat dat Hannibal met zijn olifanten via de Queyras de Alpen overstak.
Door de afgelegen ligging heeft de streek haar authentieke karakter bewaard. De inwoners, de Queyrassins, koesteren de ongereptheid van hun streek. De natuur is door de eeuwen heen nauwelijks aangetast. De Queyras staat bekend om z'n rust: zelfs in het hoogseizoen (juli en augustus) kun je er uren dwalen zonder een mens tegen te komen.
Slechts 2500 mensen bevolken de streek. Grappig: de Queyras telt ook 2500 gemzen en 2500 plantensoorten. Ook wolven en steenbokken schijnen er voor te komen. Wij zagen bij Refuge de Furfande, waar we een nachtje verbleven, schuwe moeflons in de verste verten en grappige alpenmarmotten op bijna-aai-afstand.
De hoogste top is de Pic de la Font Sancte: 3385 meter. Zo hoog klommen wij niet, onze teller bleef steken op de 2757 meter van de Tête de Jacquette. Magnifiek uitzicht rondom, al deed een akelig straffe wind z'n best ons van de Tête af te blazen.
Wij maakten de tocht half september. Na 1 oktober en voor 1 juni is deze Tour zeker af te raden, vanwege de grote kans op sneeuw. De paden zijn over het algemeen goed begaanbaar. De markering is beter dan die van veel andere GR's die ik gelopen heb.
Zoek je een schitterende wandelvakantie in de Alpen? Pittige tochten, maar wel met bagagevervoer? Bekijk dan de 10 allermooiste wandelvakanties in de Alpen.
Bekijk de Top 10 Wandelvakanties in de Alpen >>
Tegen de avond arriveren we in ons hotel Le Grand Tetras in Saint-Véran. En we eten een goed hapje in restaurant La Baïta du Loup, waar de kok in het restaurant het vlees grillt boven een open houtoven. Gezellig.
Saint-Véran is sowieso een mooi, levendig dorpje. Het is de hoogst gelegen gemeente van Frankrijk: het centrum ligt op 2042 meter. En dat betekent dat we het eerste stuk gaan dalen. Lekker begin van onze trektocht.
Langs een mooi riviertje lopen we door een hooggelegen dal. Aan weerszijden torenen machtige bergketens. Wij lopen op zo'n 1700 meter, Le Grand Queyras in het oosten piekt bijna anderhalve kilometer hoger, naar 3114 meter.
Het is een niet overdreven spectaculaire wandeling. Via de mini-gehuchtjes La Chalp en Pierre Grosse lopen we naar het grotere Molines-en-Queyras. Groot is relatief, want met een bevolkingsdichtheid van 5,8 inwoners per vierkante kilometer loop je nou niet bepaald in de Kalverstraat. De enige winkel is gesloten, maar we boffen met restaurant Le Chamois. De prima lunch van aardappelen met kaas serveren ze op een zonnig terras met weids uitzicht.
We dalen af op deze niks-aan-de-hand-wandeling naar Ville-Vieille op 1395 meter hoogte. Ville-Vieille, dat vinden we goed klinken. Maar de werkelijkheid valt tegen. Oud is het zeker, maar pittoresk allerminst.
Een verzameling droevige huizen, een kroeg waar je niet dood gevonden wilt worden plus een deprimerend hotel dat gesloten is, afgebiesd met een lawaaiige weg. Een flinke groep motorrijders-op-leeftijd scheurt het dorp binnen. Vrolijkt ons ook al niet op.
Bij de plaatselijke VVV – gevestigd in een enorm modern gebouw, gefinancierd met EU-belastinggeld – doet de frisse beheerder z'n best om onderdak te vinden voor z'n enige klanten. Kamperen zien we niet zitten, Weeronline voorspelt zware regen.
Gelukkig kunnen we terecht in de refuge. Die wordt gerund door een stel vijftigers dat aan ultralopen doet, getuige alle startnummers voor wedstrijden over de hele wereld waar een complete muur mee bekleed is. Als we rustig denken te zitten worden we opgeschrikt door wild geraas: de groep motorrijders-op-leeftijd heeft ook kamers geboekt. De ultralopers schotelen ons een maal voor waar wij in ieder geval niet voor warmlopen. Aardappelen met kaas. Uit een zakje.
In deze contreien steken de scherpe bergkammen altijd af tegen blauwe lucht, zo lezen we in het routeboekje. Na de Mediterranée is de Queyras de landstreek met de meeste uren zon. Vandaar ook dat in de oude dorpjes steevast een fraaie Cadran Solaire (zonnewijzer) aanwezig is.
Tot zover de zoetgevooisde theorie. Want de fraaie Cadrans Solaires in de wijde omtrek geven helemaal geen tijd aan. En dan weet je wel hoe laat het is: het komt met enorme bakken uit de hemel als we op pad willen gaan.
In de bakkerij van Ville-Vieille maken we de balans op bij een bijzonder smakelijke tarte aux myrtilles met koffie. De hele dag gaat het regenen, meldt Weeronline droogjes. We besluiten te wachten tot onze frisse vriend van de VVV z'n gesubsidieerde deuren opengooit, en te informeren naar een taxi.
Een uurtje later lijkt het lichter te worden. We kijken naar buiten en zien zelfs wat blauw tussen de wolken. Weeronline geeft nog steeds regen aan, de hele dag regen. Raar. Snel scharrelen we onze spullen bij elkaar en we gaan op pad met een houding van 'we zien wel waar het schip strandt'.
Dat schip gaat in ieder geval flink bergopwaarts. De zon breekt door. Het wordt zowaar te warm voor de regenjassen die we voor de zekerheid maar aan hebben. Sterker nog: het zweet meandert in stroompjes over onze ruggen. De route is prachtig, langzaam zien we Ville-Vieille in de verte verdwijnen en doemt het imposante 13de eeuwse Chateau-Queyras uit de wolken op.
De bouwer van Chateau-Queyras had vast meer verstand van verzekeren. Weliswaar ligt het op de top van een heuvel, maar die heuvel wordt omringd door bergen die veel hoger reiken. Daardoor is het fort meerdere keren met gemak ingenomen en deels verwoest in de religieuze oorlogen van de 16de en 17de eeuw. Voor wie geld over heeft: het niet al te snuggere Chateau staat te koop.
Bij het dorpje Les Meyries gaan we in het vochtige gras liggen voor de lunch. Gelukkig is hier een fonteintje met eau potable, zoals heel vaak langs deze route, zodat we kunnen bijtanken.
De zon schijnt intussen ongenadig. Weeronline, we merken het vaker tijdens deze tocht, zit er compleet naast. Waarschijnlijk draait het schele neefje van de weerman deze week aan de voorspelknoppen.
Dan komt het hooggelegen gehuchtje Souliers in zicht. Een handvol houten huisjes, een paar boerderijen, de enorme gite Le Grande Rochebrune die gesloten is en een dijk van een uitzicht op besneeuwde bergtoppen. We hebben – met het oog op het weer – een kamer in Les Oules geboekt. Een bijzonder gezellige chambres d'hotes met prima kamers. Het echtpaar runt ook een boerderij met koeien.
Bij de open haard drinken we een biertje terwijl de vrouw des huizes achter de snorrende naaimachine kleding verstelt. Gezellig. Later eten we met het gezin – man, vrouw en hun al wat oudere zoon – een zeer smakelijke maaltijd. Groenten uit eigen tuin, een lapje vlees van de koe om de hoek, een plankje met kaasjes uit de buurt plus een zelfgebakken taart.
's Nachts stortregent het in de streek met normaal gesproken de meeste zonne-uren van Frankrijk. We rollen zowat uit ons ledikant van een denderend onweer. Alweer een wijs besluit om ons tentje in de rugzak te laten.
Souliers baadt in het zonlicht als we op pad gaan voor wat de mooiste maar ook zwaarste etappe van onze tour de force zal worden. Over een halfverhard weggetje dalen we geleidelijk af in een intiem kloofdal, aan de leiband van een klaterend riviertje.
Dan stijgen we abrupt over een paadje dat ons aardig in de kuiten bijt. Bovenop de Col du Tronchet staat onze teller op 2347 meter. Vervolgens dalen we eindeloos zigzaggend af naar het dorpje Brunissard op 1746 meter.
Bij de plaatselijke brasserie zouden we een broodje kunnen eten. Of we kunnen doorlopen naar het grotere Arvieux waar ze een echt restaurant hebben. Moeten we wel ongeveer een half uur omlopen, maar dat hebben we er graag voor over. Soms neem je een verkeerde beslissing.
Want na een verkeerde afslag arriveren we een uur later in Arvieux, rammelend van de honger. Het beloofde restaurant blijkt dicht op maandag. De theesalon heeft om één uur de deur gesloten. Het is vijf over één. Buiten op een bord wrijven ze ons nog even in dat ze heerlijke zelfgebakken taartjes hebben. En de kruidenier ligt tot drie uur in een comateuze siësta. Dus eten we krentenbrood van drie dagen oud. Het leven is hard.
Gelukkig mogen we nu 800 meter klimmen naar de Col de Furfande. En gelukkig wakkert de wind aan tot stormkracht. En gelukkig zakt de temperatuur tot ijzige waarden. Kunnen we ons weer even bikkels voelen.
Eindeloos slingert het pad de kale berg op. De harde, kille wind blaast de zuurstof uit onze longen. Hijgend, na bijna twee uur klimmen, arriveren we op de top. Lang kunnen we daar niet lang blijven, het is gewoon veel te koud.
Terwijl we afdalen richting de houten Refuge de Furfande in de verte gaat de wind wat liggen. De zon duwt de wolken opzij. Koeien staren ons nieuwsgierig aan. We voelen de vermoeidheid uit ons lichaam vloeien. De zwaartekracht rolt ons naar een zonovergoten groen dal met in de verte besneeuwde toppen van machtige drieduizenders.
Bij de Refuge de Furfande wacht de charmante beheerster ons stralend op. Zo'n warm welkom hebben we tot nog toe nog niet mogen smaken, en we besluiten er een kamer te nemen. Er zijn nog drie andere gasten. Een middelbare Parijzenaar die de Tour du Queyras in 5 lange dagen bewandelt, van hut naar hut. Plus een onduidelijke jong stel in fietskleding maar zonder fietsen.
Bij een lokaal biertje – het smakelijke La Tourmente au Génépi – komen we bij het open haardvuur een beetje op krachten. De beheerster serveert een robuuste curry met biologische rijst. Ze blijkt wat Nederlands te kennen. De voor de hand liggende woordjes 'lekker' en 'grappig', maar ook het lastig uit te spreken 'kaasschaaf' borrelen op uit haar talenknobbel. Grappig.
Als we wakker worden, om half acht, laat de zon net de horizon los. Zilveren licht speelt over het verweerde hout van de refuge en over de omliggende velden. Met tegenzin nemen we afscheid van Furfande – wat een schitterende plek! – na een niet al te buitensporig ontbijt.
De afdaling gaat door een langgerekte kloofdal. Heel lang nog zien we Refuge de Furfande in de verte liggen, als het houten speelgoedhuisje van een kleuter. Heel geleidelijk dalen we, tot we bij de rand van een scherpe kloof komen. Dan zigzaggen we steil naar beneden tot we er het heen en weer van krijgen. Zo'n 1100 meter dalen naar het dorpje Bramousse, geen feest voor onze arme knieën.
En daarna moeten we weer zo'n 1100 meter omhoog, naar de Col de Bramousse op 2251 meter. Toch bijna 4 Eiffeltorens op, met volle bepakking. Verder zijn we geen opscheppers hoor.
De 600 meter dalen naar Ceillac valt mee. Vlak buiten het dorpje, dat al genoemd werd in het jaar 1118, staat het eenzame 15de eeuwse kerkje Sainte Cécile middenin de weilanden. Met z'n slanke Romaanse klokkentoren is het een van de parels van de religieuze architectuur van de Queyras. Let even op het mooie begraafplaatsje met eenvoudige houten kruisjes.
Ceillac, zo vertelt onze gids, is een charmant en authentiek bergdorpje met 276 inwoners. We hadden ons erop verheugd. Je voelt hem al aankomen: wat een tegenvaller. Toegegeven, het pleintje heeft wel wat: het pittoreske kerkje Saint Sébastian en een aardige Mairie. En verderop staan wel wat mooie houten huisjes. Maar voor de rest is het dorp desolaat en oogt het als een bij elkaar geraapt zootje.
Na al dat barre dalen en klimmen rammelen we inmiddels van de honger. Dus heel druk maken we ons niet over de bouwkundige kwaliteiten van Ceillac. Nee, we gaan op zoek naar een restaurant, nadat we onze tentjes hebben opgezet op de lokale camping. Bij de eerste eettent zitten twee vrouwen Belgisch bier te slempen. Maar open zijn ze niet, vertellen ze lachend. We lachen mee, als boeren met ontstoken wortelkanalen.
Ook nummer 2, een pizzeria, geeft geen teken van leven. Al tijden niet, vermoeden we. De derde dan, langs de weg. Die is normaal gesproken open, hoorden we van de bierdrinksters. Maar wat is nog normaal vandaag de dag? Dus vandaag de dag is hij gesloten. 'Exceptionnellement' legt het restaurantraam uit. Hebben wij weer.
Dankzij een spurtje waar onze kuiten niet op zaten te wachten, zijn we nog net op tijd om kaas, worst, een fles wijn en toastjes in te slaan bij de lokale kruidenier. Die verorberen we in de kou op de picknickbanken van de camping. Om half negen kruipen we in onze tentjes.
Ons tentje staat in Ceillac, de auto in Saint-Véran. We besluiten met één rugzak deze zware tocht te maken: 1200 meter stijgen, 1200 meter dalen. En dan terugrijden met de auto naar ons tentje.
Daarna kunnen we eten in het restaurant dat gisteren exceptioneel gesloten was, maar dat vanavond 100% zeker open is, lacht het restaurantraam. We feliciteren onszelf met dit briljante besluit.
Het scheelt enorm, klimmen zonder loeizware rugzak. Het exemplaar dat we mee hebben is wel een kilo of 10, maar we lopen er om de beurt mee. Het weer zit ook al mee. Als we niet oppassen worden we nog vrolijk.
Hoog boven een langgerekt dal lopen we, en we zien Ceillac in de diepte rusten. Zo van een afstandje ziet het dorpje er best aardig uit. Prachtige wolkenluchten trekken over het inmiddels vertrouwde bergpanorama. Soms lijkt het alsof de wolken uit de bergen zelf ontstaan. Flarden mist versieren de allerhoogste toppen.
Na een paar uur gaat het serieus steil omhoog. De steilste klim van de hele tocht, zelfs zonder rugzak is het zwaar afzien. Op de top staat een snoeiharde wind. We aarzelen: we kunnen nog een uitstapje maken naar het echte topje: van het pad af, 100 meter extra klimmen. We besluiten het te doen.
Terwijl de wind aan onze kleren sjort, de mist ons het zicht beneemt en het alweer verdomde koud is, hijsen we onszelf naar de top: de Tête de Jacquette op 2757 meter, het hoogste punt van onze tocht. En we hebben werkelijk het gevoel op het dak van de wereld te staan, met een wonderschoon uitzicht rondom. In de diepte ligt ons doel van vandaag: Saint-Véran.
Na de beproeving van de klim is de afdaling peanuts. Zonder zware rugzak vliegen we bijna het pad af. De ontelbare alpenmarmotten zijn het er niet mee eens, ze begeleiden onze neerwaartse vlucht met verontwaardigd gefluit. In Saint-Véran trakteren we onszelf op het lokale biertje La Tourmente au Génépi. Wát een prachtige tocht al met al!
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.