Corsica staat bekend als ‘Ile de Beauté’. Dwars door dat schitterende eiland lopen twee al even mooie langeafstandsroutes: de GR20 en de Mare à Mare (van zee naar zee). Vijf dagen lang lopen wij een van de zwaarste routes uit onze rijke wandelhistorie, van primitieve berghut naar nog primitievere berghut. “Hierheen moet je”, roept Nico. “Kan ik niet, durf ik niet!”, schreeuw ik terug.
Ik zou een lang verhaal lang kunnen laten. Ik zou precies kunnen vertellen waarom we, al landde ons vliegtuig om 9.45 uur op luchthaven Ajaccio Napoléon Bonaparte, pas na drie uur ‘s middags kunnen beginnen aan onze eerste etappe over de Mare à Mare van het toeristische stadje Corte naar de eenzame berghut A Sega. Ik zou kunnen vertellen over onze jacht op een gasje voor ons kooktoestelletje. Een tocht die uren van onze kostbare wandeltijd afsnoepte. En ons opzadelde met een nieuw, duur, kooktoestelletje. Dat, zo bleek later, met geen mogelijkheid op het bijgeleverde gasje paste. Bergsportzaak Altipiani in Corte, pas daar op je tellen.
Dat doe ik allemaal niet. Ik slik m’n chagrijn in. En klim in het kielzog van vriend Nico om vijf over drie vanuit Corte omhoog. Met onze koppen nog bij het gasje schieten we een verkeerd pad in. Hoewel, pad. Zelfs een ezel zou z’n koppige neus ervoor ophalen. Maar wij niet, en dus haal ik al binnen de eerste kilometer beide armen op meerdere plaatsen open aan brutaal, roestig prikkeldraad. Een goed begin is het halve werk. Of zoiets.
Even later zitten we toch goed, en blijkt het een bijzonder aangenaam, stijgend pad te zijn. Uitstekend aangegeven met gele tekens. Met steeds mooiere uitzichten. Op het hooggebergte in de verte dat we de komende dagen zullen beklimmen. En op het groene rivierdal in de diepte. In een uurtje tijd heb je hier de bewoonde wereld ver achter je gelaten en wandel je door puur natuur. Super!
Maar potverdorie, we slaan aan het rekenen: voor deze etappe tot aan berghut A Sega staan vier pure wandeluren. Als we aan één stuk doorbuffelen, zijn we er na zeven uur. Maar rusten moeten we af en toe ook. We zetten er de sokken in. Zijn we voor donker binnen?
Nee dus. En ik kan je verzekeren: het valt niet mee om drie kwartier over een stikdonker pad vol rotsblokken en onverwachte gaten te lopen. Gelukkig lichten onze Petzls ons bij. Meer struikelend dan lopend naderen we ons verblijf voor de nacht. En we ploffen doodmoe neer op armoedige banken aan armoedige tafels van de armoedige berghut. Niet wetend dat dit de beste hut van de vakantie zal zijn...
Gelukkig slapen we als marmotten in de krakkemikkige stapelbedden, samen met zes medewandelaars. En dag twee begint bijzonder goed: strakblauwe luchten, strijklicht op woeste rotsformaties in de verte, herfstige kleuren (het is begin oktober). Van rots naar rots springend klimmen we omhoog langs een kronkelend riviertje.
Wij lopen een stuk van de wandelroute Mare à Mare (van zee naar zee). Een langeafstandsroute die dwars op de GR20 het eiland van west naar oost (of andersom) doorkruist. In vergelijking met de GR20 is het een veel lichtere route. Hij vermijdt het hooggebergte, maar de panorama’s zijn er niet minder om en de variatie in landschappen is groot. De route bestaat uit drie delen: Nord (17 etappes), Centre (7 etappes) en Sud (5 etappes). Die laatste is het hele jaar te belopen, de eerste twee komen over bergtoppen tot 1500 meter.
Vandaag doen we het rustig aan na de slopende eerste wandelavonturen. Dus klimmen we langzaam naar schaapskooi Tramizzole op 1400 meter hoogte. En ploffen we even verder neer in een weide op een bergtop. Onder het genot van riante uitzichten rondom kauwen we ons brood van het Vlaamsch Broodhuys. Heerlijk krenten- en vijgenbrood. Vinden we dan nog. Onze rugzakken zitten ermee volgestouwd. 3600 gram om precies te zijn. Over een paar dagen zullen we dit brood haten. ECHT HATEN. Maar nu nog niet, nu happen we het met smaak weg. Hmmmm!
Omdat de berghutten begin oktober geen maaltijden meer serveren, zeulen we al ons eten voor bijna vijf dagen met ons mee. Behalve kilo’s brood: diners-uit-zakjes, droge worsten van de Marqt met een q, een hele berg noten, vette plakken Chocolonely, een bos mueslirepen, een kilo (stink)kaas. Onze rugzakken kraken in hun voegen. Maar met honger een berg op moeten, iets verschrikkelijkers bestaat in mijn ogen niet.
Veel klimmen is er vandaag niet meer bij. We stijgen langzaam maar gestaag naar 1600 meter. Tot we aanhaken op de GR20, een langeafstandsroute van het noordoostelijk gelegen dorpje Calenzana op 275 meter hoogte, naar het zuidwestelijk gelegen Conca op 252 meter hoogte. Dat lijkt weinig hoogteverschil, maar bedenk dat je tussen die twee dorpjes ongeveer 11 kilometer moet klimmen en 11 kilometer moet dalen. Peulenschil noch kattenpis.
Het eerste stuk van de GR20 tot aan berghut Manganu is heerlijk relaxt. We wandelen door sappige weiden met al even sappige koeien en zien de hut tussen herfstige bossen tegen de berg geplakt liggen.
Berghut Manganu, wat zal ik er eens van zeggen? De hutten die we uit de Alpen kennen zijn luxe hotels vergeleken met Manganu. Een Spartaans dak boven je hoofd, een rugpijnmatras, een keukentje waar je je kont niet kunt keren, een gammel kooktoestel, veel meer is het niet. En dan schijnen de Corsicaanse berghutten ook nog ongenode gasten te huisvesten: bedwantsen.
Toch boffen we: alleen vandaag nog is de beheerder er. Hij is druk bezig het water af te sluiten voor de lange winter. Een blik bier tovert hij gelukkig nog wel tevoorschijn (Corsicaans Pietra bier = lekker bier). Maar een douche? Vergeet het maar. En erger: de toiletten zijn ook al winterklaar. Voor onze boodschappen moeten we een Corsicaanse den opzoeken. En dan bedoel ik: voor nummer 1 én nummer 2.
De GR20 (Grande Randonnée 20) is één van de populairste bergtochten van Europa. Hij geldt als de zwaarste langeafstandsroute van Frankrijk. Jaarlijks trekt hij 10.000 avontuurlijke bergwandelaars. Onder wie wij. De GR20 ontleent zijn naam aan het oorspronkelijke nummer van het Franse departement Corsica. De route telt bijna 200 kilometer verdeeld over 16 etappes. Elke etappe begint en eindigt bij een (eenvoudige) berghut.
Nico en ik hadden er al op gerekend dat we de hutten niet voor ons alleen zouden hebben. Maar nu zien we vanaf het terras van Manganu een gestage stroom wandelaars onze kant op komen. We houden ons hart vast. Steeds drukker wordt het. Tot er zeker 40, 50 bezwete lotgenoten op het terras staan. Een gezellige drukte, zal ik maar zeggen. Even later begrijpen we dat het om ‘teams’ gaat die met een of andere ongedefinieerde wedstrijd bezig zijn. Uit Bulgarije, uit Italië, uit Frankrijk. En – goed nieuws – dat ze in hun eigen tentjes bivakkeren. Hoor je onze zucht van opluchting?
Helaas: alleen zijn we niet bepaald. Een bont gezelschap zal de nacht met ons delen. Onder wie drie Duitsers, van wie eentje met een niet onaanzienlijke omvang en met een mond die nooit pauze houdt. De Dikke Duitser noemen we hem en hij ratelt maar door. De andere twee daarentegen zijn stille Willy’s. Of, zoals we de Dikke Duitser een keer horen zeggen: mosselkoppen, mensen die niet gezellig meekletsen als ze in een groep zijn.
Ik weet niet hoe het met jullie is, maar slapen in een ruimte met een zootje zwetende, snurkende, ongedouchte bedgenoten gaat me niet in de koude (stinkende) kleren zitten. Ondanks mijn vermoeidheid en oordopjes doe ik bijna geen oog dicht.
En die nachtrust heb ik verdomd hard nodig voor de tocht van morgen: onze Koningsetappe van Manganu naar berghut Petra Piana. Een tocht die maar 10 kilometer telt, maar desondanks geldt als een van de zwaarste etappes van de GR20.
Bar koud is het de volgende ochtend als we al vroeg op pad gaan. Terwijl Dikke Duitsers en mosselkoppen hun vermoeidheid liggen weg te snurken, klimmen wij gestaag een berg op waarvan het einde voorlopig niet in zicht is.
Hoger en hoger gaan we, op een pad dat geen pad meer is, alleen nog een steile opeenstapeling van gigantische rotsblokken. Gelukkig zijn sommige versierd met het geruststellende rood-witte teken van de GR20. Aan dat houvast trekken we ons omhoog terwijl onze longen als een gek zuurstof pompen. Helaas heb ik last van iets wat ik nu net niet kan gebruiken: bibberbenen.
Vooral het noordelijke deel van de GR20, waarvan wij twee etappes lopen, is loeizwaar. De toppen reiken tot 2700 meter, maar vooral de woestheid van het hooggebergte en de soms zeer steile trajecten maken de tocht ongeschikt voor watjes of hoogtevreeslijders. Op sommige etappes moet je bovendien aardig wat klauteren op handen en voeten. Bijzonder lastige passages zijn met stalen kettingen beveiligd.
Dus sta ik op een hoog rotsblok te trillen op m’n poten en bid ik dat ik niet de diepte in bibber. Maar hallo: waar is die verdomde Nico? Net hoorde ik hem nog voor me hijgen als een pospaard met een longembolie, nu is hij in geen rotsen of spelonken te bekennen. En waar zijn toch die geruststellende rood-witte tekens gebleven?
Even later klauter ik op handen en voeten naar boven over een gladde rotsformatie van zo’n 50 meter hoog. Steiler en steiler wordt het. Hé hallo, dit is niet leuk meer mensen! Uit m’n zenuwachtig trekkende ooghoek zie ik dat Nico een heel ander traject volgt en opeens bespeur ik een meter of 50 rechts van me een rood-wit teken: ik zit compleet verkeerd. Lekker dan.
“Hierheen moet je”, roept Nico. “Kan ik niet, durf ik niet!”, schreeuw ik terug met overslaande stem. <<Kan niet bestaat niet>> echoot een irritant zelfhulpboek in m’n bovenkamer. Even werp ik een blik omlaag, de diepte in, húú. Het is zo steil dat ik ook niet terug kan. <<Willen is kunnen>> echoot datzelfde boek. Als een soort spiderman lig ik een halve minuut tegen mijn rots geplakt, met bonzend hart. Het huilen staat me nader dan het lachen. Eindigt hier mijn mooie leven? En veel erger: mijn succesvolle wandelblog Frankwandelt.nl?
Dan word ik opeens razend: dat gaat niet gebeuren! M’n bezoekers kan ik toch niet teleurstellen? Al m’n krachten verzamelend klim ik door. Centimeter voor moeizame centimeter schuifel ik omhoog. Na een meter of tien klamp ik me vast aan wat grassprietjes op de rots, en even later rol ik een volkomen vlakke weide in. Halleluja, ik leef nog! Hiephiephoera voor mezelf! Ik barst bijna in huilen uit van geluk. <<Geluk moet je maken>>. Pleur toch op!
We klimmen verder, tot we uiteindelijk onze puffende koppen boven de 2300 meter uitsteken. Waarna we direct weer kopje onder gaan: een bijna loodrechte afdaling van tientallen meters met behulp van stalen kettingen. Even later schuifelen we over minieme richeltjes langs afgronden. In wat voor hels Lunapark zijn we beland? Maar zo eng als op die verkeerde rots wordt het niet meer. En ik kan weer volop genieten van dit schitterende, woeste gebied.
“Geblinddoekt mogen ze me aan land zetten, de geur van Corsica herken ik uit duizenden”, zei Napoleon, dromend over zijn welriekende geboorte-eiland. Met een grote variatie aan landschappen plus een uitbundige flora en fauna vormt het Ile de Beauté een ideale vakantiebestemming. Strandliefhebbers kunnen hun hart ophalen aan de 1000 kilometer kustlijn, met z’n zalige zandbaaien.
Die lieflijke idylle spat uiteen in het binnenland: daar stuit je op woest hooggebergte met onneembare rotsen en diepe kloven. Corsica telt tientallen pieken boven de 2.000 meter. Hoogste is Monte Cinto: 2.706 meter. Corsica balt die extreme afwisseling samen op een oppervlakte van slechts 75 kilometer bij 180 kilometer, een vijfde van dat van Nederland.
Het hoogste punt, de Punta alla Porte, trakteert ons op fenomenale uitzichten over half Corsica. Een betoverend landschap met bergketens die zich in eindeloze rijen achter elkaar verschuilen, tot ze aan de horizon in de Middellandse Zee duiken. We kijken uit op onneembare kloven, grillige rotsformaties, beboste valleien. In de diepte schitteren twee bergmeren. Onze ogen zuigen zich vol met onvergetelijke panorama’s uit de categorie ‘Wauw!’
Even later rollen we een pass over en wandelen we een verse bergketen binnen. Hier meanderen we kilometers langs hoogtelijnen. We komen weer wat op adem. Dit is wandelen zoals wandelen bedoeld is. Helaas moeten we nog één keer vlammen: een steile klim bij de Bocca Muzzella.
Via een blokkenveld stijgen we – springend van blok naar blok waarbij ik enorm moet oppassen niet door m’n enkels te zwikken en in een spelonk te verdwijnen. Dat gebeurt niet, en dan rest alleen nog de afdaling naar berghut Petra Piana. Opgelucht komen we aan, al is het ook in deze berghut weer armoe troef.
Even later arriveert de complete club weer: de gasten met wie we ook in Manganu hebben verbleven, inclusief de Dikke Duitser en zijn stille kameraden. En dan begint het hele circus weer van voren af aan. Het gedraai rond het gammele kooktoestelletje in een aftands keukentje waar je je kont niet kunt keren. Het constante geratel van de Duitser die tegen iedereen die niet op z’n tellen past verhalen-zonder-eind afdraait. En daarna het slapen in een ruimte met zwetende, snurkende, ongedouchte bedgenoten. Of in mijn geval: het wakker liggen.
Compleet gebroken begin ik aan de volgende etappe: van Petra Piana naar berghut l’Onda. We kunnen vandaag kiezen uit twee trajecten: een lange etappe langs riviertje Manganellu door het dal, of een korte etappe over de graat van de berg. Door de snoeiharde wind die we rond de hut horen loeien, besluiten we het dal in te duiken. Geen verkeerd besluit. Na een pittige afdaling is het heerlijk vlak lopen langs het klaterende riviertje. Rustig is het er ook al.
Op een schitterend punt zijgen we neer aan de oevers van de Manganellu. Als het wat warmer zou zijn, zouden we zeker een verkoelende duik wagen in een van de spiegelgladde meertjes die de rivier heeft gevormd. Ik keil wat steentjes in het water. Ik voel zelfs de aandrang om te gaan fluiten als een vogeltje. Kijk, dít noem ik nou vakantie!
De GR20 loopt dwars door het Corsicaanse natuurpark, dat 40 procent van het eiland beslaat. Het is zeer dunbevolkt: de 145 gemeenten tellen slechts 26.700 zielen. Het natuurpark is faunarijk. Ruim 800 verschillende diersoorten vind je er, waaronder met uitsterven bedreigde soorten: visarend, koningsarend en baardgier. Ook de moeflon, het Corsicaanse wapendier, heeft in het park zijn vaste stek. Het uitgestorven Corsicaanse edelhert is succesvol geherintroduceerd.
Toch is het nog zo’n 500 meter klimmen, maar lang zo steil niet als gister. Door een vruchtbaar dal gaan we, stervende varens sieren bergwanden waar het strijklicht van de zon mooie details in tevoorschijn tovert. Die zon brandt ongenadig uit een staalblauwe lucht, waar we koningsarenden zien cirkelen. Nee, lelijk is het hier niet.
Even later klimmen we naar berghut l’Onda. Nog weer wat armoediger dan de vorige, hoe is het mogelijk? De Duitsers zijn er al: ze namen de korte etappe over de winderige graat. Ze vertellen dat het drinkwater is afgesloten. Water moeten we halen bij een minuscule bron in het dal, honderd meter lager. Pffff. Ook mesten de Duitsers al hun spullen uit en halen ze de matrassen uit de berghut om ze af te borstelen. Want: ze zijn vannacht in Petra Piana te grazen genomen door bedwantsen. Oeiiiii.
En weer herhalen de rituelen zich. De Duitser ratelt, de mosselkoppen zwijgen, we draaien rond een gammel kooktoestel, onze kont kan zich niet keren. En het is voller dan ooit. Wandelaar na vermoeide wandelaar komt binnen in de kleine hut. Moeten die hier echt allemaal slapen?
Als het donker al lang gevallen is, het is tegen negenen, klopt een complete familie aan de deur: vader, moeder en drie zoons, van wie de jongste elf jaar. Vader torst een gigantische rugzak. Later vertelt hij dat die 27 kilo weegt en dat ze in hun thuisland, Israël, met nog zwaardere rugzakken vol water door de woestijn zijn getrokken. Vandaag hebben ze net twee etappes in één wandeldag gepropt. En de laatste uren in het donker gelopen. Dát zijn nog eens bikkels. Opeens voel ik me heel nietig.
Na de zoveelste doorwaakte nacht – de wereldkampioen snurken was ‘in tha house’ – rol ik zowat om van vermoeidheid. Een verkoudheid heeft me vannacht genadeloos beslopen. En als ik me ‘s ochtends vooroverbuig, schiet het me in m’n rug. We besluiten de laatste, zware, etappe naar Vizzavona over te slaan. Via een makkelijk en mooi wandelpad lopen we naar het station van Tattone voor de terugreis naar Corte. Het is mooi geweest. Letterlijk en figuurlijk.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.