De Murgleiter in het Zwarte Woud in Duitsland is een prachtige wandeling door het dal van het intieme riviertje de Murg. Ik maakte een verslag met foto’s en een filmpje. En ik hield een dagboekje bij met mijn ervaringen, dat hieronder te lezen is.
Bekijk mijn verslag met foto’s >>
SNP heeft in het Zwarte Woud een schitterende wandelvakantie. Je overnacht in comfortabele hotels. Inclusief prachtige rit in een boemeltje.
De start in Gaggenau bij het Unimog Museum verloopt stroef. Ik laveer geïrriteerd tussen ronkende wagens door van politie, ambulance, Rode Kruis en brandweer. Het is de start van een tentoonstelling van dit museum dat vrachtauto’s in alle soorten en maten exposeert. Leuk voor Henk Wijngaard en consorten, maar ik kom hier om frisse lucht te ademen, geen dieseldampen.
Het brullende motorgeronk achtervolgt me nog een tijdje, maar al in de prachtige tuin van Schloss Bad Rotenfels kom ik tot rust. Het weer is fantastisch. Herfstig fris, maar met een prachtig blauwe hemel boven de optrekkende mist van de ochtend. Op Weeronline.nl kreeg deze dag een 10 en ik geef ze gelijk. M’n humeur kan al bijna niet meer stuk vandaag.
Ook de route is nu al prachtig. Veel door dicht bos, herfstbloemen waar je ook kijkt, en dan schitterende herfstlicht.
Sla de horeca bij het Waldseebad maar over: takkemuziek, taaie Apfelstrudel met spuitbusslagroom. Inclusief nonchalante bediening door meisjes die hun mobieltje boeiender vinden dan hun clientèle. Loop dan liever door naar Ruïne Ebersteinburg voor een prima espresso. Vergeet dan niet de toren te beklimmen en te genieten van het geweldige uitzicht rondom.
Dan gaat het weer flink naar beneden, de Wolfsschlucht in. Klinkt enger dan het is: een vochtig dal waar het altijd schemert, varens goed gedijen en je flink onderuit kunt gaan over glibberige rotsen die met mos bedekt zijn. Wolven zitten er niet (voor zover ik weet), maar pas dus wel op je tellen!
Maar dan komt het: ik klim naar het hoogste punt van vandaag, de Merkur. Daar wacht me behalve een mooi uitzicht een onverwacht genoegen: vanaf dit punt springen paragliders het dal in. Dat is een sensationeel gezicht.
Deze drukke zondag zit het grote, zonnige terras mudvol. Het publiek zit comfortabel achter grote pullen bier te kijken hoe de paraglider-scene zich voorbereidt op de sprong. Ze zijn goed herkenbaar aan grote zwarte rugzakken, die dienen om de parachute in te vervoeren en tevens als ligstoeltje onder de parachute.
Ze maken er een waar toneelstukje van. Ik zou zeggen: vouw je parachuutje uit en spring. Maar nee hoor. Met uiterste zorgvuldigheid wordt de parachute op het randje van de afgrond uitgelegd, elk plooitje tergend langzaam gladgestreken. Met ernstige gezichten staan de gliders – ze doen me denken aan een kruising tussen ex-militairen en vrije jongens – hun materiaal te checken, af en toe een schattende blik op het publiek werpend.
Dan gaat de helm op, een ingewikkeld meetinstrument wordt aan het dijbeen gekoppeld. Nog even diep ademhalen, en daar rent de eerste glider als een idioot de diepte in, waarbij het publiek luid joelt. Terwijl de parachute aan het snel slinkende figuurtje trekt, malen zijn beentjes nog even door in het luchtledige. Dan strijkt hij neer in z’n enorme zwarte rugzak/ligstoel, en neemt de parachute hem in grote cirkels mee richting een klein dorpje in het dal.
Dit toneelstukje herhaalt zich een paar keer. Ademloos kijk ik toe.
Dan vraagt iemand uit het publiek mij plots: “Und wann gehen Sie springen?” Opeens besef ik dat ik er voor buitenstaanders ook als paraglider moet uitzien: camouflageachtige kleding, enorme zwarte rugzak, baard van vier dagen, ongetwijfeld lang niet brandschoon. Ik lach een verontschuldigend lachje: “Heute habe ich kein Lust, vielleicht Morgen, tschüss!”
Duizenden bezoekers wurmden zich samengepakt over het marktplein en door omliggende smalle straatjes. Met m’n mega-rugzak bewoog ik mee, als een vreemde eend in een overvolle bijt. Een plek in de herberg kon ik wel schudden. Ver buiten het dorp belandde ik in een niet zo leuk hotel, met niet zulk lekker eten. M’n bedompte kamer bood uitzicht op een drukke weg.
Maar laat ik niet zeuren, want nu ben ik met alweer een prachtige dag in het vooruitzicht op pad naar Slot Eberstein. En wat is het hier mooi. Het slot is nu omgetoverd tot een vijfsterren hotel, dat is wel jammer. Maar ook begrijpelijk, want het is een toplocatie. Vanuit het slot kijk je over een wijngaard uit over een mooi dal en het dorpje Oberstrot.
Dat dorpje, dat is niet veel, en de eerste kilometers erna blijf je de drukke weg in het dal goed horen. Maar vanaf de Rockertkopf wordt de route alsmaar mooier.
Die Rockertkopf is een van de drie toppen waar je vandaag overheen komt. Hier krijg je grandioos uitzicht over het dal van de Murg in de diepte, De Murgleiter biedt op dit soort ‘toppunten’ telkens mooie houten huisjes waar je op een bankje even kunt rusten en tegelijk van het uitzicht kunt genieten. Goed geregeld.
Via mooie slingerpaadjes daal je af naar Reichental, een vakwerkdorpje dat er idyllisch bijligt. Boven het dorp uit torent een mooi neogotisch kerkje, en het dorpje telt een aantal historische watermolens die nog steeds in bedrijf zijn. Voor dorstige kelen en knorrende maagjes is er even van de route af een hotel met een rustig terrasje.
Het landschap is hier, en ook op andere delen van de route, bepaald idyllisch te noemen. Beekjes met bloemrijke oevers doorsnijden dicht, donker bos. Als het bos zich opent, heb je direct prachtig zicht op heuvels en dalen. En wat ook erg fijn is: buiten het seizoen is het superrustig.
Eindpunt van de dag is het dorpje Forbach, dat beroemd is vanwege de houten brug over de Murg, die met veertig meter geldt als ‘de langste houten brug in Europa’. Forbach pronkt er flink mee. Toch word je een beetje genept. De oude houten brug uit 1778 werd rond 1955 afgebroken en vervolgens ‘naar het origineel’ herbouwd. Toegegeven: de replica is een beauty en is niet voor niets de meest gefotografeerde bezienswaardigheid in het Murgdal.
Met ruim 25 kilometer in de benen klos ik moe over de houten nepbrug. Op de autorit naar de start was ik al langs Forbach gekomen en had ik op de hoek van de brug een heerlijk hotelletje gespot, mét uitzicht op Murg en brug. Daarop heb ik nu m’n zinnen gezet. Verheug me al op een zacht bed, vriendelijke bediening, een goed maal.
“Heute Ruhetag” staat groot op de deur. Scheisssssss gesloten! En daar start mijn heilloze speurtocht van anderhalf uur langs hotels, gasthuizen en Privatzimmer in Forbach. Alles zit tot de nok toe vol met toeristen. Hoe is dat nu mogelijk op een maandagavond buiten het seizoen? Dan kom ik erachter dat ook de zeer populaire Westweg (zeg maar het Pieterpad van Duitsland) door Forbach komt. Dat moet de verklaring zijn.
Met de schemering op de hielen klim ik uit het dorp op zoek naar een plekje voor de nacht. De bergen zijn steil hier, ik zie nergens een plek voor m’n tentje. Plots lacht het leven me weer toe: aan de rand van een vruchtbaar dalletje waar een beekje doorheen klatert en koeien grazen, zie ik het enige vlakke stukje gras in de weide omgeving.
In moordtempo zet ik tegen acht uur ’s avonds m’n tentje op. Een kwartier later is het al pikdonker. Eet een uitgedroogde boterham met een zwetend stukje kaas. Een jagend bosuiltje zoeft geruisloos langs me, z’n beverige ‘hoehoehoehoe’ klinkt sinister in het donker. Al om half negen mengt mijn tevreden gesnurk zich met de geluiden van het bos.
Korte route vandaag, zo’n 17 kilometer, maar dat komt wel een keer goed uit, want de spierpijn van gister zit nog goed in benen en billen. Verheug me op het hotel aan het stuwmeer bij Schwarzenbach waar ik langskom. Want wat heb ik zin in koffie en een welverdiend ontbijtje.
De opkomende zon laat de heuvels betoverend opvlammen. Het licht is echt schitterend in dit jaargetijde. Verkleurend gebladerte en stervende varens dingen beide naar de schoonheidsprijs. Herfstbloemen keren hun kelkjes verliefd naar het licht.
Wat heb ik een zin in koffie en een ontbijtje! Nog even geduld. Want daar zie ik het enorme stuwmeer al opdoemen: de Schwarzenbachtalsperre. Een hele mond vol voor het grootste stuwmeer in het noordelijke Zwarte Woud, dat in 1928 is aangelegd, en wordt afgesloten met een muur van 400 meter lang en 65 meter hoog. Je kunt eroverheen lopen richting het hotel, en dat doe ik dus. Het water loopt me inmiddels in de mond.
Maar wat zie ik daar? Het zal toch niet waar wezen? Alle luiken van het hotel zijn nog toe. Het hotel is gesloten. Ik vloek hartgrondig terwijl ik om me heen kijk wie ik hiervan de schuld kan geven. Niemand. Knorrig been ik door. M’n maag knort mopperend terug. Ik stil m’n honger met wat zacht geworden nootjes.
Het gebrek aan koffie doet zich voelen als een opkomende clusterhoofdpijn in combinatie met ordinair chagrijn. Terwijl ik de latte macchiato en de Schwarzwälder Kirschtorte aan m’n geestesoog voorbij zie trekken, sjok ik voort over mooie maar op den duur toch wel wat eentonige brede bospaden.
De afdaling naar Schönmünzach is wel weer mooi. Je ziet het dorp in de diepte liggen, en over kleine paadjes stiefel ik steil naar beneden. Als ik halverwege de middag in het dorp kom, besef ik dat ik hier de eerste mensen zie vandaag. Geen kip tegengekomen, het is echt lekker stil in het woud.
Schönmünzach is bepaald een plezierig dorp. Niet bijzonder mooi, niet de Parel van het Murgdal, geen bijzondere middeleeuwse kerkjes of bruggen die het langste zijn van het heelal, nee: plezierig is het juiste woord. De lucht is er schoon, de Murg stroomt op z’n dooie akkertje dwars door het dorp, de brugjes zijn getooid met prachtige bloembakken, het percentage rollators en rolstoelen is bovengemiddeld hoog. Een dorp om tot rust te komen. Schönmünzach is dan ook ‘Luftkurord’ met als wapenfeit een heus certificaat van de firma Kneipp.
Mocht je daar verblijven, neem dan een kamer in pension Oesterle (34 euro voor een Einzelzimmer, schattige eigenaar) en ga dan eten in het naastgelegen hotel Sonnenhof; ik at er een heerlijke vegetarische maaltijd voor schappelijke prijzen.
Als ik ’s avonds op het ruime terras van hotel Sonnenhof aan het diner zit, betrekt de lucht snel en moet ik ijlings naar binnen vluchten voor een knetterend onweer inclusief stortbui. Op een holletje bereik ik later pension Oesterle. Als het morgen maar weer mooi is, verzucht ik nog als ik in slaap val in een te krap bed met een te kort dekbed.
Welgemoed ga ik op pad en inderdaad: al snel prikt de zon door de wolken. Zonlicht gefilterd door vochtige lucht levert fotogenieke taferelen. Het bos lijkt in één nacht een stuk herfstiger te zijn geworden, het kleurenpalet nog rijker.
Naar het dorpje Schwarzenbach is de route prachtig, met mooie kleine paadjes en een prima afwisseling van dicht bos en open weiden. Maar vlak voorbij Schwarzenbach gaat het fout. Ik was al gewaarschuwd: door een enorme storm in het voorjaar is etappe 4 onbegaanbaar geworden door vallende bomen. De organisatie heeft een alternatieve route uitgezet, maar die zie ik nergens. Na een half uur raak ik hopeloos verdwaald en ik wil dolgraag weer terug naar Schwarzenbach. Maar hoe?
Bij een huis kijk ik een beetje verward naar boven. Een zolderraam knalt open en het gezicht van een gerimpeld vrouwtje verschijnt tussen gebloemde gordijntjes. Ze kijkt me stralend lachend aan.
“Entschuldigung,” zeg ik, “zu Schwarzenbach, wie komme ich da?”
De vrouw kijkt me stralend lachend aan.
“Zu Schwarzenbach,“ herhaal ik, ze heeft me vast niet gehoord, „ist das nach rechts oder nach links?“, me tegelijk afvragend of dit wel correct Duits is.
De vrouw kijkt me stralend lachend aan.
Dan zie ik het: de leegte achter haar ogen. Er is daar vanbinnen niemand meer thuis. Ik loop verder, wuif nog even vrolijk naar haar. Ze kijkt me stralend lachend na.
Via een flinke omweg kom ik toch op de alternatieve route, die niet is gemarkeerd maar gewoon een van de andere routes in dit gebied volgt. De route is een beetje saai, over brede bospaden, weinig uitzicht. Langs het pad zie je wel goed de gevolgen van de ruim 100.000 bomen die bij de voorjaarsstorm het loodje legden. Overal liggen grote stapels stammen, en in het bos klinken voortdurend kettingzagen.
Door de saaiheid van het pad sla ik aan het rekenen met een vraag die opeens dringend lijkt: hoeveel bomen staan er eigenlijk in het Zwarte Woud? Opeens wil ik dat dolgraag weten. Uitgaande van 5 bomen per 10 vierkante meter en een totale oppervlakte van het Zwarte Woud van 11.000 vierkante kilometer (150 bij 75 kilometer, weet ik toevallig) waarvan de helft bebost is, kom ik op bijna 3 miljard bomen. Minus die 100.000 natuurlijk.
Opeens zie ik door al die de bomen het bos niet meer: ik ben aardig verdwaald. Op goed geluk (te lui om m’n kompas te pakken), loop ik in de richting waarvan ik vermoed dat daar het dal ligt. En ik heb goed geluk, want ik kom uit bij de oude vertrouwde Murg. Die blijk ik nu een heel stuk te kunnen volgen over een mooi wandelpad. Ik stop even om m’n voeten te baden in de ijskoude Murg. Daar knappen ze flink van op.
Met stevige tred bereik ik Baiersbronn. Het blijkt een niet heel charmant plaatsje, dat zichzelf op de borst klopt met een overdreven ‘Mehr Schwarzwald gibt’s nirgends’. In ieder geval helpt de aardige mevrouw van de toeristeninformatie me adequaat aan een betaalbare Einzelzimmer. Heb toch maar besloten een kamer te nemen en niet Spartaans ‘in het wild’ te gaan staan met m’n tentje, zoals ik eerst van plan was.
’s Avonds ga ik het dorp weer in op jacht naar een maaltijd. Baiersbronn is inmiddels ijskoud en uitgestorven. M’n stappen klinken hol door de straten. In hotel Rose vind ik warmte en een goedburgerlijke maaltijd, met de nadruk op burgerlijk: een zacht gezegd stevig doorbakken Wienerschnitzel met frites voor een weeshuis. Aan m’n tafeltje ploft een dikke Duitser neer die hetzelfde bestelt en z’n maal met veel gesmak verorbert, ondertussen het zweet van z’n voorhoofd wissend. Guten Appetit!
Vanaf Baiersbronn is het even klimmen, maar dan loop je kilometers lang over een hooggelegen paadje terwijl je magnifieke uitzichten hebt op het dal in de diepte. Een van de mooiste stukken van de hele tocht.
Het weer is inmiddels echt goddelijk geworden: strakblauwe lucht, 20 graden, zacht briesje. Kan niet beter.
Het paadje daalt af tot de Murg die mooi meandert en ook hier getooid is met bloemenpracht. Opeens zit een gezelschap dames aan een lange houten tafel middenop het pad uitgebreid te ontbijten. Ik kan me er nog net langs wurmen. “Gelukkig ben je niet al te dik”, grapt een van de vrouwen. Hilariteit alom. Ik lach maar mee, dat is altijd een goede tactiek. Het ziet er erg gezellig en vrolijk uit.
Snel daarna gaat het mis. Ik stuit op de gevolgen van de voorjaarsstorm in de vorm van een stijgend pad vol omgewaaide bomen. Moeizaam tijger ik over de bomen, mopperend op de voorjaarsstorm. Ook een paar kilometer verder wil de Murgleiter met alle geweld het bos in, maar ik zie de omgevallen bomen alweer liggen: het pad is onbegaanbaar. Ik besluit een eigen route te volgen.
Dan, na een paar kilometer stuit ik op een wegversperring. “Verboden toegang, levensgevaar wegens bomenval”, meldt een onverbiddelijk bord. Het bord dreigt met geldboetes. M’n leven, dat gaat nog, maar m’n portemonnee... Ik keer, alweer mopperend, om: twee kilometer voor niets gelopen, en nu dus weer twee kilometer voor niets terug.
Intussen tikt de tijd door. Om 16.56 uur gaat op de Schliffkopf de laatste bus terug naar Baiersbronn, en die moet ik halen. Ik was met een riante speling van twee uur op pad gegaan, nu is daar al een uur van opgesoupeerd aan omwegen.
Snel loop ik door. Op een splitsing van paden staat een teken, maar niet duidelijk is of je het linker- of het rechterpad moet hebben. Ik gok het linkerpad. Na een kilometer zijn alle tekens verdwenen als sneeuw voor de zon. Waarschijnlijk had ik toch naar rechts gemoeten, denk ik, een blik op m’n klokje werpend.
In marstempo vervolg ik m’n weg, terugkeren is geen optie. Opeens voegt de Murgleiter weer in, godzijdank. Maar opnieuw loop ik verkeerd dankzij een onduidelijk geplaatst teken. Het lijkt of de Duitse grondigheid op deze laatste etappe-dag heeft plaatsgemaakt voor de Franse slag.
Ik voer het tempo nog op, en hijgend stiefel ik naar boven. Goed te zien is hier hoe de storm heeft huisgehouden. Hele percelen dennen liggen tegen de vlakte. Triest gezicht.
Nog anderhalve kilometer tot de Schliffkopf. M’n speelruimte is minimaal. Meer hollend dan wandelend ga ik naar boven. Ik moet en zal na vijf dagen het eindpunt zien, toch?
En dan, eindelijk, is de Schliffkopf in zicht. Ik had me er veel van voorgesteld, maar het is nog mooier dan gedacht. De Murgleiter heeft z’n meest fantastische uitzicht bewaard tot het laatst: piek na piek, heuvelrij na heuvelrij golft het landschap naar het westen, de Vogezen en Jura, en naar het noorden – de diepte en breedte van het Rijndal. De hoogste toppen van de Alpen baden in het zuidoosten in een zee van zacht zonlicht.
Jammer dat ik er maar zo kort van kan genieten, de bus wacht niet. Ik hol terug naar de halte, waar de bus al staat te wachten om me weer naar Baiersbronn te brengen.
Heerlijke route, al met al, een van de mooiste.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.