Slechts een paar uur autoreizen brengt je in een andere wereld. Een wereld van bergpanorama’s, verkleurende beukenbossen en verscholen dorpjes. Hier op de Diemelsteig in het Duitse Sauerland is het nog echt stil, op geritsel van herten in het struikgewas en de roep van uilen in de bossen na. Verdwalen is geen optie: het langeafstandspad is uitstekend gemarkeerd.
Het zonnige herfstweer in Nederland wisselen we in voor een uitgestrekt regengebied vlak over de grens in Duitsland. Geen vrolijk nieuws als je vier dagen gaat wandelen en wildkamperen. Maar op het parkeerplaatsje bij het boerengehuchtje Schweinsbühl vallen nog slechts wat spatjes. En al tijdens de eerste kilometers breekt het wolkendek open.
Die kilometers zijn direct mooi. We krijgen vergezichten over een berglandschap met hooggelegen weides en diepe dalen, bekleed met loofbossen die eind oktober volop in herfsttooi staan. Laaghangende mist zorgt voor sfeervolle beelden. En even later laten lage zonnestralen de beuken en eiken wonderschoon oplichten. Percelen naaldbomen voegen nog extra kleurvarianten toe aan het al rijke palet. We kijken onze ogen uit.
We wandelen hier door het Rothaargebergte, het hoogste gedeelte van het Duitse Sauerland dat geldt als populair ski- en langlaufgebied. De toppen van dit middelgebergte reiken tot 840 meter, op de Diemelsteig tikken we net de 670 meter aan. De streek die onze route doorkruist, wordt ook wel Upland genoemd, met als bijnamen ‘Dak van Sauerland’ en ‘Land van duizend bergen en dalen’.
Al hebben we ze niet geteld, bergen en dalen zien we genoeg onderweg. Dat maakt de route afwisselend: elke flinke klim opent vergezichten over weer een heel ander berglandschap, soms doorsneden door een pad of beekje dat naar de horizon slingert. Slechts af en toe ontwaren we een boerderij in de verte, of een klein dorpje, verscholen in een dal. Een constante is de diepe stilte: vrijwel nergens op de route komen we verkeerswegen tegen.
Het ruisen van de wind door de hoge beuken is het enige geluid als we een golvend pad volgen tussen de kam van een berg en een langgerekt, bosrijk dal. Opeens schieten twee reeën het struweel langs het pad in. Hun witte kontjes wippen op en neer: een wel heel aanlokkelijk mikpunt voor de vele jagers in dit gebied. Daar had Moeder Natuur toch wat beter over moeten nadenken.
De zon zakt steeds lager en de bossen kleuren steeds dieper rood. Een betoverend gezicht, maar het herinnert ons er wel aan dat we hoognodig op zoek moeten naar een plek voor de nacht. Gelukkig zijn die langs de Diemelsteig in ruime mate voorhanden. Wij vinden een beschut kampeerplekje op een heuvelrug tussen de bomen. In de schemering zetten we onze eenpersoonstentjes op.
Een kil windje steekt op. Handig is daarom de luxe schuilhut die even verder langs het pad staat. Houten bankjes rondom en een tafeltje in het midden bieden extra comfort. Kauwend op brood met Franse kaasjes en nippend aan een veldfles met whisky kijken we uit over bergen die langzaam oplossen in duisternis. Knipperende lampjes op hoge windmolens, kilometers verderop, verzorgen een hypnotiserende lichtshow.
Wakker worden met ochtendzon is bepaald geen straf als je in het wild kampeert. Zeker niet als je gerekend had op vier dagen regen, zoals onze weer-apps halsstarrig voorspelden. Een les geleerd: laat ongure weersverwachtingen nooit in de weg staan van je wandelplannen.
De wandeling vervolgt met meer van hetzelfde, en dat is in dit geval het tegendeel van saai. Het kleurrijke berglandschap verveelt nooit. Af en toe zorgt een mini-dorpje met wat boerderijen en vakwerkhuizen voor een aangename onderbreking. En we kruisen vandaag het klaterende riviertje de Diemel, naamgever van onze route.
Dat riviertje mondt uit in de Diemelsee, die we in de verte al kunnen zien liggen. Langs het pad staan vandaag onnoemelijk veel jachthutten – de Uplandse herten en zwijnen hebben een zwaar leven. We passeren luxe schuilhutten en zelfs een houten wc-cabine, compleet met pot, papier en een desinfectiemiddel. Blijkbaar trekken ze hier alles uit de kast om de wandelaar in de watten te leggen. Onbegrijpelijk dat we vrijwel geen wandel-collega’s zien langs de Diemelsteig.
We naderen de Diemelsee, het kleinste van de vijf stuwmeren in Sauerland die zijn aangelegd om elektriciteit op te wekken en overstromingen tegen te gaan. Tegenwoordig weten vooral watersporters en vissers de Diemelsee te vinden. Hoewel velen teleurgesteld zullen zijn: de waterstand is zichtbaar laag en een flink deel van het meer is zelfs drooggevallen. Reden zal de droge zomer van 2022 zijn, hoewel ik daarover geen berichten kon vinden.
We wandelen bovenlangs het langgerekte meer en hier laat de Diemelsteig zien dat hij ook ballen heeft, met steile paadjes die op en neer langs de bergflank kronkelen en omgevallen bomen op het pad die onze lenigheid op de proef stellen. Na heel wat gehijg pakken we een onverhard weggetje langs de kam. Met aan onze ene hand de herfstige bossen, en aan de andere uitzichten over het meer is het aangenaam wandelen.
De Diemelsteig is grotendeels eenvoudig te bewandelen. Volgens de routemakers is hij zelfs ‘prima geschikt voor familie- of seniorentochten’. Des te meer valt het op dat de route bij het stuwmeer opvallend pittig is. Voor wie minder pit wil: er is ook een makkelijke variant die onder langs de Diemelsee loopt. Weliswaar zijn wij senioren, maar wij pakken natuurlijk de route voor bikkels.
Bij de indrukwekkende stuwdam staan we een tijdje te kijken naar het water dat met kracht uit de turbine de rivier in spuit. De betonnen constructie is liefst 194 meter lang en 42 meter hoog en is tussen 1912 tot 1924 in de Diemel aangelegd. Op foto’s op internet is te zien hoe het water loodrecht langs de muren omlaag stort. Daar is nu geen sprake van, waarschijnlijk door de lage waterstand in het meer.
Een stenen trap leidt ons naar beneden langs het statige gebouw van de krachtcentrale. Een zigzagpaadje door de bossen brengt ons vervolgens weer op flinke hoogte. We verdwalen even omdat we van de route af in het dorpje Heringhausen aan de Diemelsee hopen boodschappen voor het avondeten te kunnen doen. Weliswaar is het een ‘staatlich anerkennter Luftkurort’, maar we treffen een somber stemmende en winkelloze omgeving van hotels, B&B’s en een met stacaravans volgepakte camping.
Bij de Diemelsteighütte – een matige imitatie van een après-ski bar – kun je wonderlijk genoeg alleen doordeweeks snacken. Wel kun je er ook op zaterdag midgetgolfen, wat we dit keer maar overslaan. En grote pullen bier drinken, waar we ons dan maar aan overgeven, uitkijkend over midgetgolfende Duitsers met lollige hoedjes op. Toe maar.
De bossen hebben nog nooit zo gelonkt, en dus klimmen we die even later weer in. In een stil beukenbos zetten we onze tentjes op. Aan de bosrand zitten we op boomstronken opnieuw naar de lichtshow van de windmolens te kijken. Overgebleven brood met kaas van de vorige dag komt tevoorschijn, evenals de whisky-flacon. En om acht uur ‘s avonds liggen we al in onze slaapzak, luisterend naar herten die blaffen als honden, het karakteristieke gefluit van bosuilen en zelfs het onheilspellende ‘kiew-kiew-kiew’ van een steenuil.
Gewekt door zon die ons bos oranjerood kleurt gaan we al vroeg op pad. De 25 kilometer van gister zijn voelbaar in onze benen, de klimmetjes maken duidelijk dat we in het bezit zijn van kuiten. De pret drukt dat niet. Appelbomen op ons pad versieren het landschap met nog meer kleur en wat geschud levert drie puntgave vruchten die we met smaak verorberen.
Het landschap is vandaag nóg weidser, met meer akkers en weilanden. We passeren een oude ijzerertsmijn – Grube Christiane – die in de 19de een 20ste eeuw moest voorzien in de enorme behoefte aan ijzer in het nabijgelegen Ruhrgebied. Adorf, waar de route doorheen komt, is een voormalig mijnwerkersdorp. Een niet heel spannend plaatsje, maar wel met een paar vakwerkhuizen met opvallende ornamenten.
Een tijdlang volgen we het riviertje Rhene door z’n lieflijke dal. En even van de route af lunchen we bij Gasthaus Bunse in het dorpje Wirmighausen. Een ouderwets restaurant, met een gutbürgerliche keuken. Aan de muur oorkondes voor het lokale mannenkoor (anno 1895) en op tafel zelfgemaakte herfststukjes – de winters zijn lang in deze contreien. De enorme schnitzels, weggespoeld met (alweer) een pul bier – staan een dag later nog in de maag.
In paniek zijn we nog niet, maar om zes uur begint de tijd toch echt te dringen om een kampeerplek te vinden. De invallende duisternis gaat hand in hand met invallende moeheid als we weer een heuvel over moeten zonder uitzicht op een plek voor de nacht. Gelukkig vinden we die even verder, opnieuw in een beukenbos. Net op tijd liggen we (alweer om acht uur) in onze slaapzak: een urenlange stortbui trekt over. Onder het dunne tentzeil lijkt het of de wereld aan het vergaan is.
De volgende dag hangt een donkere lucht over mistige heuvels. Die zijn hier een stuk ruiger en bevolkt met angstaanjagende insecten. Als een uurtje later de zon doorbreekt, wordt ook het landschap langzaamaan weer vriendelijker. Niet verwonderlijk, want de auto is nu niet ver meer.
Op Natuurhuisje.nl vind je unieke vakantiehuisjes midden in de natuur. In een natuurhuisje kun je je heerlijk terugtrekken van het drukke, dagelijkse bestaan. Je komt helemaal tot rust.